21 Een gaande leeuw loopt, naar gelang hij/zij iets of niets vasthoudt, op twee, drie of vier poten. 22 De ordeketen van het Gulden Vlies bestaat uit schakels (vuurijzers en -stenen, waar vlammen uitkomen) en het eigenlijke ordeteken, de vacht van een ram (ramsvel). 23 R. Dennys (1975), The heraldic imagination. Londen, 175-177; S. Slater (2003, Ned. vert. G. Houtzager), Heraldiek. De geschiedenis ven de hedendaagse toepassingen van de wapen kunde, Utrecht 92-93. 24 Zie voor de wapens van Jan II, en zijn broers Hendrik (overl. 1442), Antoon (overl. 1469/1470) en Filips (1422-1469): Adam en Collon, 175-176 [31-32] 244, waarbij aangehaald het wapenboek van het toernooi van Brussel uit 1439; zegel van Jan II beschreven in: J.-Th. De Raadt (1898), Sceaux armoriés des Pays-Bas et des pays avoisinants, dl. I, Brussel, 234 (zegel uit 1444). Zijn jongste broer Filips, heer van Grimbergen, voerde hetzelfde wapen, met een zoom (zegels uit 1443 en 1456). De Raadt, ibidem, 496. 25 Staande leeuwen zijn leeuwen die op beide achterpoten staan. Met de voorpoten kunnen zij klauwen of voorwerpen vasthouden, in dit geval standaarden. 26 De hier afgebeelde standaarden zijn langwerpige, aan de uiteinden gespleten stukken stof, bevestigd aan lansen. Zij Afb. 19: Jan III van Glymes, gekleed in harnas, waarover o.a. een wapenrok volgens zijn familie wapen, oud model B. Linksonder zijn helm, waarop een Bourgondisch kruis is aangebracht. Detail van het reeds vermelde paneel van een altaarretabel (ca. 1480). Markiezenhof, Bergen op Zoom 19 De Waterschans 1 - 2014

Periodieken

De Waterschans | 2014 | | pagina 19