klachten voort die Juten onder de aandacht van
de minister bracht. Bovendien werden stroken
van 500 tot 1500 meter breedte langs de grens
tot verboden gebied verklaard.
Opperbevelhebber generaal C.J. Snijders
begreep het belang van de bestrijding van smok
kel wel, maar de nadelen van een dergelijke
versnipperde inzet van het leger langs de grens
waren groot. Oefeningen op enige schaal waren
moeilijk te plannen en de soldaten waren min
der snel weer inzetbaar mocht er acuut gevaar
van een vreemde mogendheid dreigen. Ten slot
te was de betrouwbaarheid van de soldaten
niet altijd gegarandeerd. Regelmatig doken er
gevallen op van militairen die de verleiding van
de grote smokkelwinsten niet konden weerstaan,
ook lieten ze zich omkopen om smokkelaars
vrije doorgang te geven. Als de verdenking een
grote groep militairen betrof, werden om deze
reden hele eenheden verplaatst. Een andere
maatregel was militairen samen met marechaus
see of douaneambtenaren te laten optreden.
Om de druk op het leger wat te verlichten kwam
de bestrijding van de smokkel per april 1916
onder de eenhoofdige leiding van de minister
van Financiën, dus van de belastingdienst, maar
deze riep wel de steun van het leger in. Het
leger moest er voor zorgen dat alle grenshandel
via de belastingkantoren liep om daar gecontro
leerd te worden. Verder bepaalden de commie
zen hoe het leger de smokkelbestrijding moes
ten uitvoeren. Betrouwbare militairen werden
als hulpcommies bij de belastingdienst gedeta
cheerd. De marechaussee bleef hiernaast actief
aan de grenzen. Deze maatregelen voorkwamen
het smokkelen door militairen echter niet. Zo
lang soldaten verspreid in de grensdorpen inge
kwartierd waren en dus nauw bij de plattelands
bevolking betrokken waren en zo lang er verve
ling heerste, bleef de verleiding van de snelle
winst of de extra artikelen een onweerstaanbare
aantrekkingskracht uitoefenen.8
Spionnen
West-Brabant was niet alleen van belang vanuit
strategisch oogpunt - dat bracht de militairen
hier - en vanuit economisch oogpunt - als we de
smokkelarij zo mogen noemen - maar ook van
uit het oogpunt van spionage. Vanaf het moment
dat de oorlog uitbrak werden de Nederlandse
autoriteiten met omvangrijke spionageactivitei-
ten geconfronteerd. Welke activiteiten kunnen
we op dit gebied onderscheiden?
Ten eerste de Belgische activiteiten gericht op
het doorsturen van Belgische mannen via de
Nederlandse havens naar Engeland. Ten tweede
spionage in België en het overbrengen van de
informatie via Nederland naar de geallieerden
en ten derde spionage georganiseerd door de
Duitsers, in verband met een mogelijke aanval
op Zeeland.
Afb 4.: Woonwagenkamp op Plein 13: langduriger opvang van de vluchtelingen. (Foto collectie Markiezenhofj
De Waterschans 2 - 2014
66