komend klerk aan de slag op het stadhuis van Antwerpen. De inname van de stad en de omge ving van Antwerpen maakte Paul mee in Hove. In Mijn dorpken schreef hij over de gebeurtenissen begin oktober 1914. Hij zag het terugtrekken van grote groepen Belgische soldaten, op de vlucht voor de Duitsers.17 Paul en zijn broer Constant vertrokken op zon dag 4 oktober naar Antwerpen omdat ze het in Hove niet meer veilig vonden. Zijn vader en moeder met hun gezin vertrokken op donderdag 8 oktober naar familie in Steenbergen, waar ze onderdak vonden bij een broer (Ferdinand Antony) van vader Hendrik Pieter. Paul en Constant volgden het gezin op deze vlucht naar Steenbergen.18 Oom Ferdinand, oorspronkelijk koperslager van beroep, had destijds een winkel/woonhuis aan de Grote Kerkstraat. In 1914 was dit huis nog genummerd wijk A nr 19. Volgens de vernum mering van 1949 zou dat thans nummer 11 zijn. In dat huis was voldoende ruimte voor het gezin Van Ostaijen uit Hove, dat daar overigens maar enkele weken heeft gelogeerd. Na ruim twee weken keerden ze terug naar Antwerpen en Hove. Als dichter kreeg Paul na zijn terugkeer naar Antwerpen steeds meer bekendheid. Hij raakte ook meer en meer betrokken in de taalstrijd en hij manifesteerde zich als overtuigd flamingant. Toen hij de Franstalige kardinaal Mercier uitfloot bij zijn bezoek aan Antwerpen, kreeg hij een veroordeling aan zijn broek. Hij zou in 1917 drie maanden de cel in moeten, waar hij dankzij de Duitsers aan ontkwam. Na de oorlog vertrok hij naar Berlijn, mede om aan de gevangenisstraf te ontkomen. Daar kwam hij in contact met kun stenaars en schrijvers en bewegingen als het dadaïsme en het expressionisme. In 1921 keerde Van Ostaijen terug naar België. Hij overleed in 1928 in een sanatorium in de Ardennen aan de gevolgen van tuberculose. Zijn lichaam vond na twee herbegravingen tenslotte een rustplaats op het Antwerpse Schoonselhof. 19 Paul van Ostaijen, De Grote Oorlog in zijn literair werk Paul van Ostaijen werkte als journalist bij De Vlaamsche Gazet, Het Tooneel, De Antwerpse Courant, Ons Land en De Goedendag. Hier leverde hij veel bijdragen over kunst en cultuur, maar ook over gebeurtenissen die hem in zijn jonge leven raakten. Over zijn verblijf in Steenbergen heeft hij niet geschreven, wel over zijn ervaring met de Nederlanders en hun taalgebruik gedu rende zijn verblijf hier. In de Vlaamsche Gazet van 23 november 1914 schreef hij over de Taalbroederlijkheid in Nederland. In dit artikel sprak hij zijn teleurstelling uit over het gebrek aan taalbewustzijn in Nederland en de voorliefde van de Nederlanders voor vreemde talen. Hij sprak de wens uit dat de Nederlanders in de toekomst evenveel gevoel zouden hebben voor de zuiverheid van de taal als voor de gastvrijheid die men toonde. Hij hoopte dat de Belgen en de Nederlanders echte taalbroeders zouden zijn.20 In 1916 verscheen zijn eerste dichtbundel Music-Hall. Met deze bundel oogstte hij veel lof als moderne dichter van Vlaanderen. In zijn Berlijnse periode verwerkte hij de oorlogsjaren in zijn werk. Zo ontstond de in 1921 versche nen bundel De Bezette Stad, een bundel met een zeer avantgardistische typografie. Hierin is het gedicht De Bedreigde Stad opgenomen met strofen over de beschieting van Antwerpen, de oprukkende Duitsers en de vlucht van zijn landgenoten naar Nederland. De uitgave van De Bezette Stad verscheen in 1921 bij Het Sienjaal in Antwerpen. De bundel werd geïllustreerd met houtsneden en tekeningen van Oskar Jespers. Paul van Ostaijen heeft geen omvangrijk maar wel een belangrijk oeuvre nagelaten. Nog mooi er zou het geweest zijn als hij West-Brabant in zijn literair werk had beschreven. Afb 13.: Paul van Ostaijen (collectie AMVC Letterenhuis Antwerpen)

Periodieken

De Waterschans | 2014 | | pagina 33