Te voet over de Pyreneeën "We hebben het gered, nu is het een fluitje van een cent" zo verzucht Jac van Loon, maar de tocht naar Spanje zou nog ruim twee maanden in beslag nemen. Herman en Jac worden door de Franse gendarmerie opgepakt en naar een interneringskamp bij Chateauneuf-les-Bains gebracht. Eten is er nauwelijks en ze leven van druiven, perziken, kastanjes en andere zaken die ze al of niet legaal kunnen bemachtigen. Een moeilijke tijd, zo blijkt uit het dagboek van Herman Leus, vooral ook omdat Jac last krijgt van een ontstoken been. Pogingen om contact te krijgen met de Nederlandse consul in Tou louse lopen op niets uit. Begin oktober verlaten ze clandestien het kamp, nemen de trein naar Perpignan, wat mogelijk is dank zij de hulp van Adri Heijblom, ook een Brabander onderweg, die over wat geld beschikt, zodat ze de treinreis kunnen betalen. In Perpignan komen ze in contact met Kolkman, de Nederlandse consul, die echter geen hulp kan bieden en ook niet voor een doorreisvisum kan zorgen. Wat hij wel heeft zijn een kaart en een kompas en met behulp daarvan beginnen zij op 14 oktober hun tocht over de Pyreneeën. Dat is een hachelijk avontuur, zonder gids. "We liepen over geitenpaadjes, en je zag ook gei ten en schapen. Ook nog koeien met bellen. We werden moe, heel moe. Schoenen kapot, voeten kapot, maar we moesten blijven lopen." Tegen de avond zijn ze op Spaans gebied. "En ineens zagen we niet ver van ons mannen met vreemde pet ten...Dat was natuurlijk de Spaanse grenswacht." Vandaar loopt het tweetal in zeven dagen naar Barcelona, voorzichtigheidshalve alleen 's nachts en langs de spoorlijn. "We hebben in die dagen veel honger geleden. We leefden van wat we langs de weg vonden. Overdag sliepen we en we spra ken niemand aan. Want dat durfde je niet." Een stuk van de tocht maken ze in een goederenwa gon en de laatste kilometers "gaan weer te voet". In Barcelona bezoeken ze de Nederlandse consul, die voor eten en een hotel zorgt. Zonder doorreispapieren maar wel met een treinkaartje gaan ze verder, maar al op het station gaat het fout. De beide reizigers worden gearresteerd. Een paar dagen later slaagt de consul erin hen vrij te krijgen. Nu met de goede papieren ver trekken ze naar Madrid. Vertrek uit Zwitserland Voor Sjef Adriaansen verloopt de reis anders8. Hij wordt na aankomst in Zwitserland enkele dagen gevangen gehouden in Bern. Daar ontmoet hij kapitein Jan Somer, die later in Engeland zijn chef zal worden. Sjef wordt doorgestuurd naar Cossonay, een opvangkamp voor mensen uit door de Duitsers bezet gebied die een veilig heenkomen hebben gezocht in Zwitserland. Maar Sjef wil verder. Op 24 augustus vertrekt hij samen met Frank Polak, een cadet van de Koninklijke Militaire Academie, uit Cossonay naar Frankrijk. In Annecy kunnen ze de trein nemen naar Lyon, waar ze aankloppen bij de Nederlandse consul. Op diens verzoek gaan ze terug naar Zwitserland, nu in gezelschap van vier dames en twee heren, vermoedelijk joodse medeburgers, die ze daar afleveren. Op de terug reis van Zwitserland naar Frans gebied worden ze door de Franse gendarme opgepakt en na en kele dagen gevangenschap doorgezonden naar Chateauneuf-les-Bains. Maar al na een dag kun nen ze vertrekken naar Lyon, waar ze een paar weken verblijven. Het volgende doel van hun reis is Le Soler, een Nederlands opvangcentrum voor vluchtelingen vlak bij Perpignan. Consul Kolk man zorgt uiteindelijk voor een uitreisvisum voor het tweetal en op 5 oktober passeren beiden per trein de Spaanse grens en kunnen doorreizen naar Madrid. Miranda de Ebro Voor Herman en Jac zijn de problemen nog niet voorbij. Op weg van een paar dagen Madrid naar Lissabon gaat het fout. Ze worden door de Spaanse politie gearresteerd en verblijven tot eind december in enkele gevangenissen voor dat ze worden doorgezonden naar het beruchte interneringskamp Miranda de Ebro. Dat wordt een zware periode in een kamp met zo'n 2500 geïnterneerden. Het eten is onvoldoende en slecht van kwaliteit. In dit kamp ontmoeten ze andere Nederlanders die ook verder willen. Eind mei 1943 is het dan eindelijk zo ver. Eenmaal terug in Madrid krijgen ze van het Nederlandse consulaat alle medewerking. Per trein kunnen ze doorreizen naar Gibraltar. "De treinreis was een belevenis op zich" schrijft Jac van Loon ".een heel apart soort reizigers. Ze dansten, ze riepen, ze dronken, ze hadden plezier." Op 24 mei 1943 gaan ze aan boord van de Saint Rose, die hen rechtstreeks en zonder incidenten naar Liver- De Waterschans 3 - 2014

Periodieken

De Waterschans | 2014 | | pagina 22