Postuum werd hij tot majoor bevorderd en werd hij onderscheiden met het ridderkruis. Hij is daarmee de hoogst gedecoreerde Duitse soldaat aan de Westerschelde. Na de val van Breskens vond de aan- en afvoer (met name gewonden transporten) naar Walcheren noodgedwongen via Cadzand plaats. Vervolgens werd het zwaar gebombardeerde Fort Frederik Hendrik uit de napoleontische tijd ingenomen. Landinwaarts ging de opmars van dorp naar dorp, of te wel van verkeersknooppunt naar verkeersknoop punt. Op 17 oktober viel IJzendijke, gevolgd door Schoondijke op 22 oktober. De verbetenheid van de strijd is hierbij tekenend. De afstand tus sen beide dorpen is zeven kilometer waarvoor vijf dagen gevochten werd. Vervolgens ging de opmars naar Oostburg dat op 26 oktober viel. Eberding had met zijn staf het verwoeste Oost burg inmiddels verlaten en was neergestreken in een commandobunker in Knokke. Langs de kust trokken de Canadezen verder naar het westen. De kustbatterij van Nieuwe Sluis werd daarbij onder de voet gelopen waarna de badplaats Cadzand werd bereikt. Hier was het hoofdkwar tier van de MAA 203 in een bunker gevestigd, plus dat hier de modernst bewapende kustbat terij op de zuidelijke oever van de Westerschelde in de duinen lag. Zoals reeds vermeld had Hitler op 7 september deze batterij als centrum van de verdediging aangewezen. Twee kanonnen stonden in open opstelling en hadden een vrij schootsveld van 260 graden. De twee andere kanonnen waren in kazematten geplaatst, gericht op de Westerschelde. Eind oktober was Eberding genoodzaakt zijn hoofdmacht terugtrekken achter het afwate ringskanaal van Cadzand naar Sluis. Hierdoor zou de kustbatterij opgeheven moeten worden. Eberding gaf dan ook op 29 oktober opdracht de batterij op te blazen en te verlaten. Luitenant ter-zee I Ernst SchleeweiO wist hem echter te overtuigen zijn soldaten de laatste strijd juist in de batterij te laten uitvechten. Hij was van mening dat zijn soldaten beter konden vech ten in de hun vertrouwde stelling dan in het open veld. Bovendien was de batterij voorbereid op een infanterieverdediging. De val van deze laatste kustbatterij zou een verdere strijd om het overgebleven deel van de vesting zinloos maken. Eberding ging akkoord en liet hiermee de batterij en de commandopost als een geïso leerde positie aan de kust achter. Hij vertrok na SchleeweiO persoonlijk bedankt te hebben voor de samenwerking. Samen met de resterende hoofdmacht trok hij zich terug achter het Uitwa teringskanaal. Vanaf 30 oktober om 02.00 was de kustbatterij in Cadzand, met een bezetting van 6 officieren en 89 manschappen, compleet afgesneden van de hoofdmacht. Overdag vond de eerste Cana dese infanterieaanval plaats. De volgende dag drongen de Canadezen bij een aanval de batterij binnen. De Duitsers zagen toch nog kans de situatie te herstellen. SchleeweiO vroeg om artil lerieondersteuning vanaf Walcheren door onder meer de marinekustbatterijen van Dishoek en Zoutelande. Op 31 oktober liet SchleeweiO om 18.00 uur een bericht uitgaan dat één bunker gevuld was met gewonden en dat de beman ning was uitgeput na vier dagen aaneengesloten in actie te zijn geweest, zonder één uur rust. Tijdens onderhandelingen vroeg hij of de Cana dezen twintig zwaar gewonden konden opnemen in hun hospitaal. Dit werd geweigerd zolang de batterij zich niet overgaf. Op het verzoek van de Canadezen voor een wapenstilstand om eigen gewonden te kunnen afvoeren ging SchleeweiO wel in. Plannen werden gemaakt om deze man nen 's nachts met drie vissersboten naar Vlis- singen over te brengen. De onderneming werd Afb. 4: Buffalos op weg van Terneuzen naar het bruggenhoofd bij Hoofdplaat. (Collectie H. Sakkers). De Waterschans 3 - 2014 132

Periodieken

De Waterschans | 2014 | | pagina 48