ca. 1325 ca. 1400 tes te kunnen verwarmen. Vreemd genoeg sloot de haardpartij niet op de lange wanden van het gebouw aan, maar stond hij er los van. Dit zou kunnen betekenen dat de rest van de tussen wand nog van hout was. De steenformaten van de haard (5 x 11 x 21,5 centimeter) wijzen op een datering rond 1400. De haard markeerde waarschijnlijk de overgang van het primitieve zaalhuis met een open stook plaats op de vloer (die niet teruggevonden werd), naar een huis met voor- en achterkamer met haarden tegen de scheidingswand. Dit nieuwe huis had waarschijnlijk een bovenverdieping. Er zijn aanwijzingen dat dit huis door brand werd verwoest. Bij de volgende bouwfase in de vijftiende eeuw werd namelijk gebruik gemaakt van oudere, veertiende-eeuwse bakstenen die door brand waren aangetast. Waarschijnlijk was dit de stadsbrand van 1444, waarvan eerder ook sporen werden gevonden in een pand aan de Koevoetstraat. Herbouw in de vijftiende eeuw Bij de wederopbouw van het pand na 1444 werd de indeling radicaal veranderd. In plaats van een lang huis aan de Schoolstraat bouwde men twee huizen terug die hun voorgevel aan de zijde van de Huijbergsestraat hadden. Hiervan werden de al eerder genoemde voorgevelfun deringen teruggevonden. Het westelijke van de twee nieuwe panden, op de hoek van de straat, was 6,50 meter breed en ongeveer 10 meter lang. Op de plaats van de achtergevel werd in de jaren '80 van de twintigste eeuw een grote betonnen funderingsbalk geplaatst die alle ou dere sporen uitwiste. Het oostelijke pand was ook 6,50 meter breed maar aanzienlijk korter: amper 5 meter, maar wel met een kleine aan bouw aan de achterzijde. Onder deze aanbouw lag een rechthoekige beerput. De beide huizen hadden achtererven die het hele onderzoekster rein in beslag namen. De oudste vermelding van het pand op de hoek van de Huijbergsestraat en de Schoolstraat komt voor in een verkoopakte van 1468. Daarin is sprake van een huis en erf in de Huijberg sestraat, dat aan de westzijde (bedoeld werd: zuidwestzijde) aan de stadsschool grensde3. Vanaf 1474 waren twee belendende panden op de hoek van de straat eigendom van Jan Wil- lemsen Schoenmaker4. Bij een verkoop in 1499 werden ze voor het eerst met naam genoemd: twee huizen en er ven naast elkaar op de hoek van de Huijbergse straat, geheten 'Sint Joris'. Zij grensden zuid waarts aan het huis en erf van de stadsschool. De koper kreeg het recht om te 'timmeren, bre ken, metssen ende invaeren' in de gevel van de stadsschool, wat aangeeft dat zijn erf letterlijk aan de zijgevel van de school grensde5. Niet lang daarvoor was een klooster van de Cellezusters in de Huijbergsestraat gesticht (1484-1485). Dit stond enkele huizen verderop, ten oosten van 'Sint Joris', ter plaatse van de huidige panden Huijbergsestraat 12 en 14. Ver koopakten uit de zestiende eeuw laten zien dat 147 De Waterschans 4 - 2014

Periodieken

De Waterschans | 2014 | | pagina 11