zo min aLs Spaanse majolica een alledaags pro duct. Dit wijst opnieuw op een zekere welstand van de bewoners. Een gemeen secreet In de zeventiende eeuw hadden de twee panden die voorheen allebei 'Sint Joris' werden genoemd, verschillende eigenaren. Dat had ook gevolgen voor de naamgeving. In de leggers van de hui zen van de stad in de zeventiende eeuw komt het hoekpand voor als 'Sint Joris met de kamer' waarmee waarschijnlijk een van de achterka mers in de Schoolstraat bedoeld werd. Het klei nere pand ernaast werd eenvoudig aangeduid met 'daarnaast'. Pas in 1737, toen beide panden weer in één eigendom werden verenigd, was voor het eerst sprake van de 'Grote Sint Joris' en de 'Kleine Sint Joris'. In 1634 werd het hoekpand 'Sint Joris' door Adriaan Cornelissen Schalcks, wonende te Poortvliet, verkocht aan Jan Joossen Breker8. Volgens de akte had de verkoper kort daarvoor drie kleine huisjes achter 'Sint Joris' in de School straat laten 'timmeren'. Die grensden zuidwaarts niet meer aan de stadsschool, maar aan het huis 'Sotke' van Marinus Nouten. De school was dus inmiddels afgebroken of verbouwd tot woningen. Tijdens de opgraving werd een fundering gevon den die dwars over het onderzoeksterrein was aangelegd, ongeveer drie meter achter de beide panden. Deze fundering doorsneed een van de afvalkuilen uit de periode 1600-1625 en moest dus jonger zijn. Waarschijnlijk markeerde de fundering een grens in de vorm van een tuin muur tussen het erf van 'Sint Joris' (en daarnaast) en de achterhuisjes van Adriaan Schalcks. Van deze huisjes kon nauwelijks iets onderzocht worden, omdat het grootste gedeelte schuilging onder de panden Schoolstraat 3 en 5. Bovendien moest om veiligheidsredenen een grote marge met de fragiele zijmuur van Schoolstraat 3 in acht worden genomen. In 1642 verkocht Philip Adriaan Boenders de 'Sint Joris' aan Jan van Wilsaeden, broodma ker9. Na diens overlijden kwam het in 1652 in bezit van Joachim van Hall 'de Oude' en vervol gens diens zoon Joachim van Hall, eveneens broodmaker10. Omstreeks 1692 waren zowel 'Sint Joris' als het pandje ernaast in bezit van deze Joachim. Een kleinzoon, alweer Joachim genaamd, ver- kocht het hoekpand in 1731 aan Pieter Crane- kam, broodbakker. Het pand werd toen om schreven als 'geapproprieerd tot een bakkerij met nog drie woninkjes daaraan in de School straat', dat door Joachim zelf bewoond werd11. Na Joachims overlijden bleef zijn weduwe in het buurpandje wonen. De akte van 1731 geeft enkele aardige details. De deur van een klein huisje van de verkoper dat achter 'Sint Joris' staat, waarmee men op de plaats van 'Sint Joris' kan komen, zal de verkoper moeten dichtmetselen en hij zal in de plaats daarvan een raam moeten maken. Het keldergat waarmee licht van de plaats van 'Sint Joris' wordt geschapen in de kelder van het kleine huisje zal altijd moeten blijven zoals het is en moet worden dichtgespijkerd. Het gemeen schutsel moet onderhouden worden en de deur daarin wordt dichtgespijkerd. Verder zal het 'gemeen secreet' zo dikwijls als nodig moeten worden geruimd door de eigenaar van 'Sint Joris' en op diens kosten. Vooral dit secreet of gemeenschappelijke toilet is interessant. Bij het Grote Sint Joris Kleine Sint Joris Burch van Antwerpen Sleutel van Leiden 3 kameren Afb. 8: Reconstructie van het huis Sint Joris en omgeving in de zeventiende en begin achttiende eeuw. 1=grote beerput, in 1731 als 'groot secreet' vermeld. 2=afvatkuiten uit de zeventiende eeuw. 151 De Waterschans 4 - 2014

Periodieken

De Waterschans | 2014 | | pagina 15