opgraven werd een grote beerput gevonden die
achter de 'Kleine Sint Joris' lag. Deze ronde en
slordig gemetselde put dateerde uit het begin
van de achttiende eeuw en was meer dan twee
meter in doorsnede en bijna twee meter diep.
Hij was in de negentiende eeuw voor het laatst
schoongemaakt en bevatte op de bodem nog
een dunne beerlaag met enkele voorwerpen
zoals jeneverkruiken. Het moet deze put zijn
waarboven in 1731 het secreet stond.
In 1737 gingen zowel de 'Grote' als de 'Kleine
Sint Joris' over in handen van Samuel Becke-
ring12, die ze allebei verhuurde. Dit duurde tot
aan het Franse beleg van 1747, toen het hele
huizenblok in puin werd geschoten.
Na 1747
Een tekening door Simon Fokke uit 1 772, naar
een origineel van Cornelis Pronk uit 1748, laat
zien dat de verwoesting door het Franse beleg
compleet was13.
Van de 'Sint Joris' en zijn omgeving was niets
over. Snel daarna vond de wederopbouw plaats,
waarbij de oude indeling en de naamgeving
gehandhaafd bleven. De nieuwe voorgevel,
waarvan nog enkele steenlagen teruggevonden
werden, rustte op de oudere fundering uit de
vijftiende eeuw. Onder het nieuwe hoekpand
bouwde men een kleine kelder, die aanvankelijk
alleen het oppervlak van de voorkamer besloeg
maar in 1945 naar achteren werd vergroot.
Ook de achterhuisjes van de '(Grote) Sint Joris'
in de Schoolstraat werden herbouwd, maar in
een andere vorm. Direct achter het hoekpand
stond een huis dat kadastraal aangeduid werd
als G900, later Schoolstraat 1. Daaronder wer
den twee kleine afvalputjes gevonden die uit de
tweede helft van de achttiende eeuw dateerden.
Ze waren echter leeg.
De nieuwe 'Sint Joris' kwam in 1773 in bezit
van notaris Jan van Overstraten. Toen werd het
geheel omschreven als 'een huis en erve met
daarachter staande huizinge van twee vertrek
ken, genaamd Sint Joris en daarnaast'14.
De notaris verkocht ze op zijn beurt in 1777 aan
Lambertus Vermunt, meester broodmaker15.
Lambertus was afkomstig uit Etten. Volgens de
legger van belastingplichtigen in 1807 was hij
broodmaker, koekenbakker en winkelier in zeep
en zout en woonde hij met zijn kinderrijke fami
lie in het pand.
In 1819 werden de bezittingen van Lambertus,
bestaande uit een blok van vijf woningen en
pakhuizen, openbaar verkocht door zijn erfge
namen. Het werd omschreven als een 'huis en
erve, vanouds geweest een broodbakkerij, met
annexe gebouwen en erven, geapproprieerd tot
militaire kwartieren'16.
Met de annexe gebouwen werden onder meer
een pakhuis en twee huisjes in de Schoolstraat
bedoeld, kadastraal G900, G900a en G900b
(globaal overeenkomend met de huidige panden
W wij
Tjkkc.
Afb. 8: De Huijbergsestraat in 1748. De Sint Joris stond iets links van het midden
De Waterschans 4 - 2014
152