kunnen bevatten dat de topografie achteraf is
toegevoegd. Meijer vermeldt dat het ontwerp van
paneel 2 in de vorm van een tekening bewaard
is gebleven.26 Helaas vermeldt ze niet waar deze
zich bevindt, dus heb ik hem niet kunnen zien.
Conclusie: een bijzonder behangsel
In het Van Sypesteynbehangsel lijkt de topo
grafie op het eerste gezicht slechts een bijrol te
spelen. Het hoofdthema van het behangsel is
het door de schilder gecomponeerde, bedachte
landschap. De aanwezigheid van topografische
motieven maakt dit behangsel echter wel tot iets
bijzonders, en dat niet alleen voor de toenmalige
opdrachtgever. In de dissertatie van Harmanni
wordt een vergelijkbaar behangsel uit dezelfde
periode niet genoemd.27 Richard Harmanni be
schrijft hoe er pas in de jaren 1 790 "een tendens
ontstond" om Hollandse landschapsbehangsels
te voorzien van "echte of ogenschijnlijk echte"
topografische details.28 Hij geeft voorbeelden van
behangsels door Jan Kamphuijsen uit 1806 en
door Willem Uppink uit circa 1 820.29 De topogra
fie betreft hier gezichten van Vreeland en buiten
plaatsen langs de Vecht. Het Van Sypesteynbe-
hangsel lijkt tot dezelfde categorie te behoren,
maar is vijftien jaar ouder. Het lijkt daarmee het
eerste te zijn van dit nieuwe type.
Tot slot
De achttiende eeuw was een periode van enorme
belangstelling voor topografie. Nooit zijn er
zoveel tekeningen en schilderijen gemaakt en
prenten gedrukt met stads- en dorpsgezichten
als in die eeuw. In eerste instantie was men
geïnteresseerd hoe onbekende plaatsen er uit
zagen. Maar de schilderijen in het artikel van
Bart van Eekelen en in dit verhaal laten zien hoe
topografische voorstellingen op een ander niveau
konden functioneren; bij hergebruik, zou je kun
nen zeggen. In de portretten in het ene artikel
en in het behangsel in het andere gebeurt dat
op verschillende manieren: om herkomst aan te
geven en om bezit uit te drukken. Het aardige is
dat deze voorbeelden twee generaties betreffen
van dezelfde familie. En wat de aanwezigheid van
het Van Sypesteynbehangsel in het Markiezenhof
betreft: dankzij de opmerkzaamheid van Bart
van Eekelen weten we nu dat Maria de Lange,
Cornelis Ascanius' moeder, uit Bergen op Zoom
afkomstig was. Daarmee heeft die aanwezigheid
toch nog een zekere rechtvaardiging gekregen.
Noten
1 Dat is de conclusie van Ad van den Bulck in zijn artikel 'Op de
camer van de jonge princes etc', in: De Waterschans 41 (2011)
no. 2, pp. 100-101. Voor de achtergronden van deze situatie, zie:
Yolande Kortlever, 'Marie Anne van Arenberg, prinses van Au-
vergne etc.', in: De Waterschans 41 (2011) no. 2, pp. 73-91.
2 Over het besluit om de eerste verdieping van de Tuinvleugel de
bestemming van stijlkamers te geven bestaan geen publicaties,
mij ontbrak het in het kader van dit artikel aan tijd om daar
onderzoek naar te doen. Mogelijk is er iets over te vinden in het
archief van het gemeentebestuur of de notulen van de bouwver-
gader^ (de restauratiecommissie), het orgaan waar de beslis
singen over de restauratie werden genomen. In de loop van de
eerste tien jaar hadden onder meer de archivarissen Slootmans
en Van Mosselveld zitting in de commissie evenals burge
meester Van de Laar. Over de bouwkundige restauratie van dit
gedeelte van het complex en de invulling en verdere aankleding
van de stijlkamers, zie: Johanna Jacobs, 'De restauratiege
schiedenis van het Markiezenhof', pp. 62-64 in: Johanna Jacobs
(redactie), Restaureren is geen zaak van mooi of lelijk. Besturen
en bouwen met Booij, I, Bergen op Zoom 1999, pp. 21-94 (in het
vervolg als: 'Jacobs'). Met veel dank aan Bart van Eekelen.
3 Elias Canneman nam vanaf december 1968 namens de Rijks
dienst Monumentenzorg deel aan de bouwvergaderingen, ver
volgens fungeerde hij als restauratiearchitect vanaf augustus
1970 tot mei 1987, het einde van het project. Zie Jacobs, pp.
87-94. Over de essentiële rol van Canneman bij de inrichting
van de stijlkamers heb ik gedurende mijn jaren als conservator
veel mondelinge informatie ontvangen van mijn voorgangers in
het museum en ook van mensen die destijds zelf aan de restau
ratie hebben meegewerkt. Helaas ontbrak het mij aan tijd om
de notulen van de bouwvergaderingen op dit onderwerp door te
nemen. Zie ook Jacobs pp. 62-64.
4 De restauratie inclusief inrichting van de stijlkamers wordt door
de Rijksdienst Monumentenzorg (thans onderdeel van RCE) be
schouwd als het werkstuk dat het restauratieoeuvre van Canne
man het beste typeert. Het geldt als zijn meesterwerk en schijnt
als zodanig nu zelfs tot monument te zijn gebombardeerd.
5 Mondelinge informatie van mijn voorgangers in het museum.
6 Jacobs pag. 64. Hoewel Canneman in 1967 nog geen deel uit
maakte van de restauratiecommissie was hij misschien toch al
betrokken bij de totstandkoming van het bruikleen. Er was con
tact met Bergen op Zoom, Canneman's echtgenote had immers
één jaar eerder drie ontwerpen geleverd voor de binnentuin.
Jacobs pag. 82, noot 239.
7 Canneman blijkt echter al in maart 1970 een ontwerp te hebben
gemaakt voor het aanbrengen van het behangsel in de Augusta-
kamer. Bron: mailcorrespondentie tussen Conja van der Meule
(Gemeentelijke Archiefdienst) en Johanna Jacobs d.d. 13 maart
2007; Het Markiezenhof, archief 163 en 700, Voorlopig archief
van het gemeentemuseum.
8 Het behangsel is uitgebreid bestudeerd door de Amsterdamse
kunsthistorica Lidewij Meijer in: Een serie Hollandse landschap
pen van Hendrik Meijer afkomstig uit een woonhuis in de Zijlstraat
te Haarlem: oorspronkelijke context, techniek en werkwijze nader
bekeken, Amsterdam 2009 (scriptie UvA, Kunsthistorisch Insti
tuut, in het vervolg als 'Meijer'). Paneel 9 bevindt zich in depot
bij Rijksmuseum Twenthe, zie Meijer pag. 5.
De Waterschans 2 - 2015
78