beletten. In het begin van februari 1488 werd hij
te Brugge ingesloten en gevangengezet.17
Dat een koning door zijn eigen onderdanen werd
opgesloten, was schokkend nieuws in heel Eu
ropa. De Gentse jurist Willem Zoete verwoordde
op 13 maart de klachten die de Vlaamse steden
hadden tegen zijn beleid. Daarbij lijkt ook Maxi-
miliaans beslissing om Jan van Walhain aan
te stellen als eerste kamerheer van Filips de
Schone bekritiseerd te worden: 'Ende verstaen
de voorseide Leden dat hij [Filips] ghestelt was
in den handen van denghoonen die hem van
bloede niet en bestaen.' Zoete zag, met andere
woorden, liever dat er bloedverwanten van Filips
de Schone, zoals Filips van Kleef en zijn vader,
betrokken werden bij de opvoeding.18
De Vlamingen vroegen ook herhaaldelijk om de
heren van den bloede bij de onderhandelingen.
Er werd een vergadering van de Staten-Generaal
georganiseerd in Mechelen, waarbij de Staten
waren uitgenodigd middels een brief die Jan van
Walhain schreef in naam van Filips de Schone.19
De Vlaamse steden gaven geen gehoor aan de
oproep, 'ghemerct dat alle de brieven die daer
gheëxpediëert worden, zyn gheëxpediëert by
den heere van Walewyn (lees: Walhain) ende an
dere die van den bloede niet en zyn, noch niet in
gheender maniere gouvernement van den vor-
screven onsen prinse behooren te hebbene.'20
In plaats daarvan organiseerden zij hun eigen
vergadering in Gent en eisten dat de andere ge
westen daar naartoe zouden komen.
Door alle chaos en doordat veel hooggeplaatste
ambtenaren naar Mechelen waren vertrokken,
liep de situatie uit de hand in Namen. Jans troe
pen in het kasteel waren allerminst populair
bij de lokale bevolking. De stedelijke gilden mar
cheerden naar het kasteel en eisten dat zij een
aandeel zouden krijgen in de levering van man
schappen voor het garnizoen. Tegelijkertijd stel
den zij Filips van Kleef op de hoogte. Slechts en
kele dagen later nam deze het slot over, legerde
er zijn eigen troepen in en plaatste zijn eigen
vlag op de kantelen.21
Te Mechelen, waar Jan van Walhain nog altijd
verbLeef, vond men de daad een schande. FiLips
schreef daarom een brief aan het stadsbestuur
waarin hij zijn optreden verdedigde. Het waren
de inwoners van Namen die de troepen van de
gouverneur hadden verjaagd en Filips had zijn
garnizoen er sLechts geLegerd opdat het sLot niet
in vreemde handen zou vallen. Bovendien deed
hij het,
'om die waerheyt te zeggen, om te commen
tooten goeden rechte dat wy altyt gehadt ende
gevolget hebben, aengaende der officien van
gouverneur van Namen, van denwelcken myn
vorscreve heere de conynck ons altyts toege-
seecht heift te doen gebruycken'22
Met diezelfde brief probeerde hij ook nog een
aantal geruchten te ontkrachten die de ronde
deden over zijn persoon. Tenslotte wees hij en
kele edelen aan die men volgens hem juist niet
zou moeten vertrouwen. Maximiliaans vader, de
keizer, kwam met een Duits leger aanmarche-
Afb. 4: Jan van Walhain, detail van een dubbelportret van Jan
en zijn broer Hendrik van Glymes-Bergen. Olieverf op paneel,
onbekende kunstenaar ca. 1490. Collectie Het Markiezenhof,
Bergen op Zoom.
135 De Waterschans 3 - 2015