Bij de verkoop in augustus 1630 door CathaLyna
de Vriese, de weduwe van Adriaen Maes, aan
haar drie kinderen was sprake van 'eene huy-
singe wesende twee wooningen'. De woningen
waren verhuurd. De eigendom was toen nog niet
gesplitst. Eind november werd het doorverkocht
aan Pieter Pieterssen. Zijn weduwe splitste het
huis in 1654 en bleef in het noordelijke deeL
wonen. Er was ook sprake van 'een staLLeken'.
De geheLe keLder bLeef bij nummer 3. De voL
gende bepaLingen werden nu vermeLd: 'Den
keLdermondt van den keLder van dese vercochte
wooninge saL de vercoopersse voor soo veeL die
in haer wooninge springht moeten amoveren4,
ende tot haren coste Laten toemetsen soo dat
den cooper daer van geen ongerieff en Lijde.
De vercoopersse saL ter erven waerts van dese
vercopersse huijs. mogen Licht scheppen in
voegen aLs sij jegenwoordich is doende met toe-
staende gLasen sonder nu ofte naemaeLs eenige
opengaende vensters te mogen maecken.' De
dichtgezette keLderingang op de erfscheiding
getuigt hier nog steeds van. Ook behoorde sinds
die tijd het geheLe erf kennelijk bij het zuidelijke
huis nummer 3 zoaLs ook nu nog het gevaL is.
DatzeLfde geLdt voor de vensters van nummer4,
zij het dat die geruime tijd geLeden iLLegaaL
beweegbaar zijn gemaakt.
De koper van het zuideLijke deeL van het huis
was in 1654 de 'LinnenLakenmaker' Dierck Jan
sen. Hij bLeef sLechts vier jaar in het huis zijn
beroep uitoefenen. In 1664 werd het huis ge
kocht door Laureijs CaLuart, die moutknecht
was in brouwerij De MagdaLene in de Lieve
vrouwestraat. Het pand kwam via verervingen
in handen van DanieL Ponteney, echtgenoot van
de weduwe van Laureijs CaLuart. Vermoede
Lijk in 1694 werd nummer 3 aangekocht door
schoenmaker Joris WiLLekens die er ook zeLf
ging wonen. In 1712 kocht hij ook nummer 4, dat
hij in 1718 weer zou verkopen. In 1719 verkocht
hij ook nummer 3 waarbij hij bedong dat hij nog
tot Pinksteren mocht bLijven wonen. De nieuwe
eigenaar was Pieter van de Vijver die behaLve
nummer 3 ook de nummers 4 en 5 (de Oranje
boom) in eigendom had.
De schade van de beLegering van 1747 vieL hier
nogaL mee: bij de Grote Steur (nr. 3) was dat 50
guLden en bij de KLeine Steur (nr. 4) 150 guLden
(afb. 2). De panden waren zeLfs nog bewoonbaar.
Na het overLijden van de weduwe van Pieter in
november 1747 werd door zoon Johannes de
boedeL beheerd. Hij Legde hierover verantwoor
ding af in 1749. Kort na de beLegering begon
hij aL met hersteLwerkzaamheden, met name
begLazingen en wat metseL- en timmerwerk. De
Grote Steur (nr. 3) werd per week verhuurd voor
12 stuivers. De getaxeerde waarde in 1749 was
voor beide panden geLijk: fL. 550,-. Bij de verde
Ling van de boedeL werden beide panden zijn
eigendom. In 1 770 verkocht hij nummer 4 aan
Jan Geere en nummer 3 aan Laurijs van Oers,
die het pand op dat moment ook bewoonde. De
voLgende eigenaar van nummer 3 was Francis
de Sain, een koekebakker. Hij verkocht het huis
in 1793 aan Johanna Coks. Zij had in 1792 ook aL
nr. 4 aangekocht van de erfgenamen van Land
man Frans Lammers zodat beide huizen weer
één eigendom vormden.
Op de oudste kadasterkaart van omstreeks 1825
bLijkt nummer 3 één eigendom te vormen met
nummer 2 (kadasternummer G 440). Eigenaar
was Jacobus Baartmans, winkeLier (afb. 3).
Hij spLitste het perceeL en verkocht nummer 3
Afb. 2. Het Steurke op de
maquette van 1751 in het
Musée des Plans-Relief,
Parijs. Foto A. van Loon.
163
De Waterschans 4 - 2015