eeuwen lang van de Paltsgraven waren geweest. Ter compensatie werd er speciaal voor Karl Ludwig en zijn opvolgers in 1654 een nieuwe, achtste keurvorstelijke waardigheid gecreëerd. In de hiërarchie van keurvorsten maakten de Paltsgraven aan de Rijn zodoende een spreek woordelijke duikeling naar de laatste plaats. Uiteraard was er voor de achtste keurvorst ook een nieuw aarts-ambt bedacht: dat van Erz Schatzmeister, Aarts Thesaurier of Aarts Pen ningmeester. Als teken van deze functie moch ten de Paltsgraven zich laten afbeelden met de Duitse keizerskroon en mochten zij deze kroon ook op een rood schildje in hun wapen voeren. Echter, toen in 1657 de keizer overleed, werd het Reichsvikariat, een van de functies die waren over gedragen aan de hertog van Beieren, toch door Karl Ludwig geclaimd. Hij deed dat op grond van een oude rijkswet uit 1356.13 De claim van Karl Ludwig werd door niemand buiten de Palts erkend. Van 1657 tot 1 777 zou het recht op het Reichs vikariat een voortdurende bron van twist zijn tus sen de keurvorsten van Beieren en de Palts. Een halve eeuw later, in de Spaanse Successie oorlog (1701-1714), koos de hertog van Beieren de kant tégen de keizer. Dit had tot gevolg dat Beieren in 1704 door Oostenrijkse troepen werd bezet en dat de keizer in 1706 de voormalige keurvorstelijke functies van de Palts, inclusief het Tuchsessamt met het Reichsvikariat, van de hertog afnam. Korte tijd later werden deze op nieuw geschonken aan de Paltsgraaf, op dat moment Johann Wilhelm (1658-1716). In 1710 gaf de keizer vervolgens het aarts-ambt van Erz Schatzmeister aan de hertog van Brunswijk, die in 1692 als keurvorst van Hannover eveneens een keurwaarde (de negende) had verworven. Toen de Spaanse Successieoorlog in 1714 werd beëindigd, eiste de hertog van Beieren echter dat hij in zijn oude keurvorstelijke rechten werd hersteld. En zo geschiedde: in 1717 kreeg hij van de keizer de keurstatus met de Truchses- sfunc-ties weer terug. Het was de bedoeling dat de keurvorst van de Palts in 1717 opnieuw het aarts-ambt van Erz Schatzmeister zou ont vangen, maar daar verzette de keurvorst van Hannover zich tegen. In onderling overleg werd in 1719 afgesproken dat de keurvorsten van Hannover en de Palts dit ambt voorlopig samen zouden delen. Beiden zouden de titel Archithe- saurarius (Aarts Thesaurier) mogen voeren.14 In deze zaak is men nooit tot een definitieve oplos sing gekomen. In de Palts was ondertussen in 1716 Johann Wilhelm opgevolgd door Karl Philipp (1661 1 742). Het was de nieuwe keurvorst Karl Philipp een doorn in het oog dat de oude keurvorstelijke functies opnieuw van de Palts werden afgeno men. Hij was echter niet bij machte om dat te voorkomen. Karl Philipp en zijn latere opvolger Carl Theodor bleven het Erz Truchsessamt clai men. In 1 724 kwam Karl Philipp met de keur vorst van Beieren overeen om het Reichsvikariat gezamenlijk uit te oefenen. Dat is één keer het geval geweest: in 1741. Afb. 6. De kroon van de keizers van het Heilige Roomse Rijk. Collectie Kaiserliche Schatzkammer, Wenen Afb. 7. De rijksappel van het Heilige Roomse Rijk. Collectie Kaiserliche Schatzkammer, Wenen De Waterschans 3 - 2016 112

Periodieken

De Waterschans | 2016 | | pagina 28