3. Vensters dienen, evenals deuren, in de eerste
plaats als sierend element in het gevelvlak.
De ramen zijn wegens het overvloedige -in de
regel wit geschilderde- houtwerk klein en
weinig functioneel. Men spreekt soms wel van
tadderraampjes. Wielders plaatste bij zijn ont
werp de vensters in brede omlijstende hout-
vlakken: zeer typerend voor de Amsterdamse
school. Erg karakteristiek is ook dat hij het
houtwerk van een raampartij in een hoek van
de gevel ononderbroken laat doorlopen. Het
houtwerk was, geheel in de lijn van de Amster
damse school, oorspronkelijk wit geschilderd.
Dankzij de nieuwe lateiconstructie van beton
of staal (niet zichtbaar: bewust achter gemet
selde baksteen en/of houten betimmering
verborgen!) kon een raam in een buitenmuur
breder gemaakt worden dan zijn hoogte.
De naturel geverniste deuren bevinden zich
vaak in een laag, inspringend, portaal. Mede
hierdoor hebben de gevels aan de straatzijde
een gestoten karakter; dit in tegenstelling tot
de functionalistische architectuur, die een
open karakter heeft.
Het middenstuk van het Mollergebouw springt
naar voren, maar daarvan is de ingangspartij
weer laag, en springt bij de toegangsdeuren
in. In een eerste - voorlopig - ontwerp was
deze middenpartij overigens minder gepro
nonceerd. De Bolwerk-zijde vertoont de voor
deze stijl kenmerkende gestoten gevel. Aan
de schoolpleinzijde geven de grote, in tralie-
vormig houtwerk gevatte, ramen juist het
open karakter weer.
4. Aan de gevels van het gebouw is vooral in de
uitbundige beginperiode in Amsterdam veel
beeldhouwwerk te bewonderen. Deze beelden
komen zelden los van de muur: zogenaamd
gebonden sculptuur. Ambachtelijk smeedwerk
aan hekken en deuren (naturel gevernist) is
zeer kenmerkend.
Aan het Mollergebouw is bij de toegangs
deuren en het hekwerk van de ommuring
fraai smeedwerk te bewonderen, vervaardigd
door de firma Duchateau uit Schiedam.
Gebonden sculpturen komen aan het exte
rieur echter niet voor, wel binnen in de hal.
Over het interieur het volgende. De inrichting
ervan kreeg minder aandacht dan het exterieur;
zeker bij de aankleding van klaslokalen (het
meubilair werd vervaardigd door J. Onstenk uit
Ossendrecht). Daar golden vooral functionele
eisen, opgelegd door het Rijk.
Bij alle architecten van de Amsterdamse School
stond echter het streven naar esthetische
vormgeving voorop, met daarbij integratie van
de verschillende takken van kunst(nijverheid).
Zij behielden hierbij de leiding.
Zo vormen de twee hoekbeelden in de hal (ge
bonden sculptuur) - vervaardigd door de beeld
houwer P. van Os uit Tilburg - van Gertrudis en
Afb. 18. Smeedwerk op de toegangsdeur van de Bugenhagenschoot, te Amsterdam, 1932 - 1933.
67
De Waterschans 2 - 2017