I 1' dan de goederen van een handvol ketters, na melijk het markiezaat zelf.9 Toen zij waren aan gekomen, hadden de commissarissen de dros saard en het stadsbestuur meteen gevraagd om informatie over de personen die onderzocht moesten worden, maar de antwoorden waren onduidelijk en ontoereikend geweest.10 Daarom kwam commissaris Francois Hinckart op 7 april alleen naar Bergen op Zoom om een inventarisatie te maken van alle Bergenaren die waren gevlucht en van wat zij hadden achter gelaten.11 Hoewel hij van een aantal verdachte personen twijfelde of zij zich nog in de stad be vonden, heeft de commissaris zich geen moeite getroost om iemand te vangen. Pas op 24 mei deed hij bij de drossaard en het stadsbestuur navraag over hun aanwezigheid. De getuigen kregen doorgaans twee vragen voorgeschoteld: of de verdachte de "nieuwe religie" aanhing en, belangrijker, of hij nog geld, goederen of renten had. We kunnen de handelwijze van de commissaris soms goed volgen aan de hand van de volgorde van het rapport. De eerste stap was om nog over gebleven inwoners van het huis van de verdach te te ondervragen. Stond het leeg, dan klopte hij aan bij de buren. Voor het onderzoek naar Frans Bosschart, alias Spaerpot, ontbood Hinckart Meijken Willems, de nieuwe bewoonster van Spaerpots huis De Granaatappel (Grote Markt 33). Zij vertelde hem dat de verdachte naar Enge land was vertrokken toen de markiezin haar Pinksteredict uitvaardigde en dat Spaerpot sinds dien aan zijn halfbroer Joos, schrijnwerker in de Zuivelstraat, en verkoper Jacob Willemszoon de opdracht had gegeven om zijn have te verkopen. Diezelfde dag nog werd Joos gedaagd om bij de commissaris langs te komen en de volgende dag moest Jacob verschijnen. Op die manier begon Hinckart zijn onderzoek steeds bij de woning en breidde zo zijn netwerk van getuigen uit tot hij een beeld kreeg van de situatie. Het lastigst waren vaak de jaarrenten en de hoeven die de verdachten bezaten buiten de stad, om dat hun buren en familieleden daar meestal het fijne niet van wisten. Het onderzoek naar zij dekoopman en oud-burgemeester Cornelis de Clerck was met afstand het belangrijkste. Niet alleen was zijn huis het eerste dat de commis saris bezocht, hij ondervroeg ook niet minder dan veertien mensen in Bergen op Zoom, de schout van Halsteren en De Clercks zus en haar man in Antwerpen. Hoewel het drossaard en het stadsbestuur nog altijd weinig medewerking verleenden en naar het idee van Francois Hinckart over verdacht weinig mensen iets wisten, waren er personen in Bergen op Zoom die behulpzamer waren. Voor aan stond daarbij Francois Mahieu, de conciërge van het Groot Hof (tegenwoordig het Markiezen hof), die de commissaris natuurlijk al uitgebreid had leren kennen in verband met de confiscatie van de goederen van markies Jan IV. Mahieu was letterlijk en figuurlijk poortwachter van de mar kiezin en hoorde dus alle nieuwtjes. In één geval deed een vrouw zelfs beroep op hem om de mar kiezin op de hoogte te stellen van een ketterse daad. Mahieu was ook niet vies van praatjes en vermeldde bijvoorbeeld dat hij had gehoord dat Peter de viskoper niet deugde of dat de man van Truye de laatster een "kwade boef" was. Omdat de commissaris op zoek was naar ge vluchte mensen, kwam hij soms ook op het ver- |X i yj 11 pk ffet u d k-um w1 4r Li d nitïiijfy tv.ifKv--jjiv- Ijf&kttl 0Pi\a tKé II I liï I\ TÏinu mh&Gjpititï l' ,nn" f nj'ïl/ri'Hiii'ï vtT 1V L Afb. 5. De recent in het Brusselse Rijksarchief ontdekte reke ning van Francois Rezen als ontvanger van de confiscaties in Bergen op Zoom. Collectie Algemeen Rijksarchief, Brussel. De Waterschans 4 - 2017 176

Periodieken

De Waterschans | 2017 | | pagina 24