Jan II (Metten Lippen) en zijn opvolger Jan III,
heeft een kunstzinnige hausse teweeggebracht
waarvan we nu helaas bijna alleen nog maar
de stenen resten hebben. De schilderijen, het
meubilair, de wandtapijten, gebruiksvoorwer
pen, kLeding, boeken en muziek uit die tijd zijn
verwaaid en verloren geraakt in de tijd. De late
re markies Karel-Theodoor van Palts-Sulzbach
zou zelfs een van de belangrijkste mecenassen
van Europa worden, al hebben we daar in Ber
gen op Zoom weinig vruchten van geplukt. De
markies-keurvorst besteedde grote bedragen
aan kunst en cultuur, maar alleen voor zover
dat zijn eigen hof betrof, aanvankelijk in Mann
heim, later in München. In de negentiende en
vroege twintigste eeuw waren het vooral de
opkomende burgerij en de emanciperende ka
tholieke kerk die het culturele heft in handen
namen. Trotse getuigen van deze cultuur, zoals
Thalia en De Vetpan, zijn helaas al geruime tijd
uit ons straatbeeld verdwenen. Na de oorlog
waren er natuurlijk nog wel particuliere ini
tiatieven, maar voor de financiering moest er
steeds vaker een beroep op de overheid worden
gedaan, die hier echter maar schoorvoetend
aan toegaf. Zo kwam er pas in 1989 een echte
stadsschouwburg, nadat het zalenprobleem zich
jarenlang had voortgesleept. De grote monu
menten in de stad werden weliswaar van over
heidswege gerestaureerd, maar woonhuisres
tauratie werd in de jaren zeventig volledig door
particulier initiatief op gang gebracht, soms
zelfs tegen de zin van de lokale beleidsmakers.
Het hebben van artistiek-culturele wensen en
het beschikken over de daarvoor benodigde fi
nanciële middelen is in de loop van de geschie
denis sterk met elkaar verbonden geweest,
maar die koppeLing is in de huidige tijd nage
noeg verdwenen. Culturele kringen en instel
lingen hebben vaak nobele missies en doelen,
maar beperkte geldmiddelen; overheden heb
ben wel geld, maar bestuurders en volksverte
genwoordigers beschikken zelden over een con
sequente en duurzame visie waar het culturele
zaken betreft. Waar vandaag in wordt geïnves
teerd, wordt morgen weer op afstand gezet als
het economisch tij wat minder meezit. Cultuur
is daarmee een nice to have geworden, waarbij
de hoogte van de uitgaven wordt bepaald door
de conjunctuur en de richting door het succes
van het lobbyen van ambtenaren en publieke
partijen. Dit is natuurlijk een beetje kort door de
bocht geformuleerd, maar ik wil ermee bena
drukken dat dit een enorme verandering is ten
opzichte van nog niet zo lang vervlogen tijden
waarin de macht- en geldhebbers de culturele
toon zetten. Je merkt aan de alsmaar varië
rende omgang van overheden met cultuur dat
er nog geen nieuw evenwicht is ontstaan. In de
gemeente Bergen op Zoom is cultuur nu een
component aan het worden van de vrijetijdseco-
nomie, wat weer een heel nieuw uitgangspunt
is en waarvan je je kunt afvragen hoe lang die
visie houdbaar zal zijn. Ook de provincie Noord
Brabant investeert jaarlijks miljoenen in kunst
en cultuur en doet dit om Brabant (internatio
naal op de kaart te zetten. Dat is dan weer een
meer klassieke benadering: belangrijkheid en
voornaamheid uitstralen met behulp van kunst
en cultuur. Het is in dit geval wel jammer dat
de fondsen voor slechts 1% westelijk van Breda
besteed worden: vorig jaar kon bijvoorbeeld al
leen het Bergse Popmonument zich in een (re
latief geringe) bijdrage verheugen. Ook op dit
aspect lijken de klassieke tijden van markies
Karel-Theodoor te zijn teruggekeerd: de uithoe
ken betaLen weL mee, maar de cuLtureLe feestjes
vinden plaats dicht bij de bestuurlijke centra.
Geldt hier het spreekwoord van degene die het
dichtst bij het vuur zit, of is onze hoek van Bra
bant cultureel daadwerkelijk zo oninteressant
en irrelevant? Het lijkt me dat dit een belang
rijke vraag is voor gemeentes en het culturele
veld in onze stad en streek.
2017 was het jaar dat de Bergse Gemeentelijke
Muziekschool, inmiddels verbreed tot Centrum
voor de Kunsten, het honderdvijftigjarig bestaan
mocht vieren. Vanuit de Geschiedkundige Kring
hebben we daar aandacht aan besteed met
een Hofzaallezing door directeur Cees Meijer
en stadshistoricus Yolande Kortlever. Dat de
gemeente Bergen op Zoom zich al in 1867 met
culturele vorming ging bezighouden, ondanks
de gebrekkige middelen, is een heel vroeg
voorbeeld van geslaagd overheidsmecenaat,
waar we nu met bewondering op terug kunnen
kijken en misschien ook wat van kunnen leren.
Ook in het komende jaar 2018 is er veel te vie
ren en te herdenken. Het Markiezenhof bestaat
vijftig jaar als museum en in het verlengde
daarvan bestaat ook de Stichting Vrienden van
het Markiezenhof vijftig jaar. Deze vereniging is
155
De Waterschans 4 - 2017