Diva Lovaniensis, ongepubliceerd).11 In deze werken werd een opsomming gegeven van de aan het betreffende Mariabeeld toegeschreven wonderen. Daarom wordt Diva Virgo Hattensis wel als een compilatiewerk beschouwd: geen hoogtepunt uit zijn oeuvre. Omdat Lipsius zich zelf wilde verdedigen - hij voorzag kritiek op zijn werk - schreef hij dat hij zich had gebaseerd op getuigenissen van de beschreven wonderen en op officiële bevestigingen van de kerkautoritei- ten.12 Ook had een vriend van Lipsius, Oudaert (gelatiniseerd Oudartus), hem erop gewezen dat voor het beschrijven van de meest recente mirakels toestemming nodig was van de bis- schop.13 Deze getuigenissen en toestemming waren cruciaal. De rol van de aartsbisschop De legitimering van de inhoud had de auteur verkregen door middel van de goedkeuring van de hoogste kerkelijke autoriteit in het bisdom: de aartsbisschop. De bisschop was namelijk formeel verantwoordelijk voor het instellen van onderzoeken naar wonderbaarlijke gebeurte nissen. Die konden door lokale geestelijken aan hem worden voorgelegd. Mirakelen moesten erkend worden door de kerk om officieel en waarachtig te zijn. De bisschop had de moge lijkheid om een gebeurtenis te erkennen als een mirakel.14 Na onderzoek en goedkeuring werden ze geregistreerd. Halle behoorde tot het diocees van Kamerijk, waar Willem van Bergen op dat moment aartsbisschop was. Daarom trad Lipsius met hem in contact. wéF T-Vvv* tv* JTv-j.r-j; :,"v ,r- r r, In het boek is een approbatio (goedkeuring) op genomen van de aartsbisschop, gedateerd op 6 april 1604, waarin hij bevestigde dat Lipsius de in het boek beschreven wonderen nauwkeurig had beschreven.15 Niet alleen was deze toe stemming cruciaal voor de totstandkoming van het werk, maar ook geschreven documenten die Lipsius ter verantwoording gebruikte. Lipsius voegde in zijn werk namelijk ook de teksten toe van twee pauselijke bullen die betrekking had den op het mariabeeld en de verering ervan, de schriftelijke toestemming van de kerkelijke censor, een tweede approbatio en het privilege van koning Filips III en dat van keizer Rudolf II.16 Tot slot droeg hij het boek op 15 juli 1604 op aan Willem van Bergen.17 Veel boeken werden aan iemand opgedragen, doorgaans aan iemand die het project financieel had gesteund of iemand bij wie de auteur in de gunst stond of wilde komen. Zo droeg Lipsius onder meer ook boekpublicaties op aan Gran- velle, Karel van Croy, de Staten van Holland, Filips III en aan Albrecht van Oostenrijk. Door dit boek aan Willem van Bergen op te dragen, bevestigde hij diens steun, diens autoriteit en diens verantwoordelijkheid om toe te zien op de waarheid.18 Ook aan Lipsius zelf is een boek opgedragen, door de Leidse hoogleraar Bona- ventura Vulcanius (Officina Plantiniana, Leiden 1584). Lipsius vond zelf een dedicatie (opdracht) L S i T U L El A I L S L i. 4L ty->v CLOPlTu*'^ vr\ Afb. 6. Plaquette van Justus Lipsius in de Sint Maartens- basiliek in Halle met "In pennam argenteam" 1602; met daaronder een iets jonger portretreliëf van Lipsius, geplaatst in opdracht van bewonderaar loannes vanden Wouwer. Foto auteur, 2017 De Waterschans 1 - 2018 12

Periodieken

De Waterschans | 2018 | | pagina 12