Een brief van
mevrouw Lejeune uit 1747
Ton Putter
Er is veel gepubliceerd over de belegering van Bergen op Zoom door het Franse leger in de zo
mer van 1747. Onder die publicaties zijn er echter relatief weinig zogenaamde ego-documenten,
waarin persoonlijke ervaringen worden meegedeeld. Dit artikel gaat over een brief van iemand
die er zelf bij was, die het allemaal heeft meegemaakt.1 Aan de hand van die brief kunnen we ons
een voorstelling maken van hoe het geweest moet zijn.
Door mensen die het konden betalen, werden
er in de achttiende eeuw heel veel en heel vaak
brieven geschreven. E-mails, sms-jes en app-
jes bestonden er nog niet. Zo is er een verza
meling van 36 brieven bekend die twee Bergse
echtgenoten, Jacques en Maria Lejeune-Ruper-
tus, elkaar hebben toegestuurd tijdens de bele
gering, van juli tot september 1747.2 Zij schreef
uit Vlissingen, hij uit Bergen op Zoom. Uit die
brieven krijgen we een goed beeld van hun
dagelijks leven, dat van de toenmalige hogere
bourgeoisie van Bergen op Zoom.3 In dit artikel
gaat het om een brief van diezelfde mevrouw
Lejeune uit diezelfde zomer, maar wel een brief
van een andere aard: een brief naar een vriendin.
De vermoedelijke geschiedenis van de brief
De brief werd in 2014 onder mijn aandacht ge
bracht door mevrouw Mathilde Andriessen.4
Ik was met mevrouw Andriessen in contact
gekomen in de aanloop naar de plaatsing van
replica's van de gedenkstenen van 1814 in de
St.-Gertrudiskerk.5 De oorspronkelijke monu
menten waren bij de grote kerkbrand van 1972
verloren gegaan. Zij waren in 1814 aangebracht
ter herdenking van de (voornamelijk) Engelse
officieren die gevallen waren bij de mislukte
poging om in de lente van dat jaar het Franse
leger uit Bergen op Zoom te verdrijven. Ook
kapitein Cyprianus de Bère, een Nederlandse
verbindingsofficier bij de Engelsen, was ge
sneuveld en mevrouw Andriessen was één van
zijn afstammelingen.
In de documentatie over haar voorgeslacht die
mevrouw Andriessen mij in 2014 toestuurde,
bevond zich een kopie van een publicatie in het
tijdschrift De Navorscher uit 1906.6 De publica
tie was geschreven door de grootmoeder van
mevrouw Andriessen, mevrouw Pauline An-
driessen-van Gorkum (1857-1942), en betrof de
bewuste brief uit 1747. Ik raakte geboeid door
de tekst van de brief, voor zover ik wist was de
publicatie uit 1906 in Bergen op Zoom niet be
kend en omdat De Navorscher al lang niet meer
bestaat, leek het me een goed onderwerp voor
een artikel in De Waterschans.7
Een eerste versie van mijn artikel kreeg ik van
de redactie terug met een drietal essentiële
vragen: of ik een foto van het oorspronkelijke
document mee wilde sturen, of ik een nieuwe
transcriptie van de tekst wilde maken (de tekst in
De Navorscher bevat een paar onduidelijke frag
menten die vermoedelijk het gevolg zijn van een
verkeerde transcriptie), en of ik wilde vermelden
waar of in welk archief het document zich op dit
moment bevindt. Geen van deze vragen kon ik
beantwoorden, omdat ik niet over het document
zelf beschikte, noch over een foto of scan, maar
alleen over de transcriptie in het artikel uit 1906.
Aan het begin van haar artikel had Pauline An
driessen vermeld dat de brief behoorde tot oude
familiedocumenten over de geschiedenis van
Bergen op Zoom, waarvan sommige zelfs terug
gingen tot de vijftiende eeuw, en dat zij deze door
vererving had verkregen.8 Dat was de situatie in
1906, maar waar was de brief nu?
Er was nog een aanleiding om de brief zelf te
willen zien. In het artikel werd niet vermeld voor
wie de brief bestemd was en in de transcriptie
was er alleen sprake van een "veelgeachte vrien
din". In de achttiende eeuw was het niet gebrui
kelijk om een brief in een enveloppe te versturen,
maar om het blad dicht te vouwen en met lak te
De Waterschans 1 - 2018
30