gen dat onse inwoonderen sijn gesteld als tot
een spreekwoord en tot een aansLuijten, dat al
wie het hoort sal sig verwonderen en seggen:
ach, wee wee de stad datse soo naakt is gewor
den en al hare inwoonderen verstroijd dat het
met hen soo geheel uijt is, want hetgeen gedu
rende het beleg niet door de bommen geruwi-
neert was, is dien eijgen dag nog doort vuur ver
nielt en van de wijnige die sijn overgebleven sijn
de uwe nog de beste. Den ouden vader Pieper
is zijn mijt ontvLugt met het geLt en hij is naakt
in de rampsaLige stad gebleven. Wat had ik nog
stof om uijt te brijden maar ik moet eijndigen
en aLLeen nog seggen dat ik hoop dat God, die
ons regtveerdig geslagen heeft, ook de sijne die
hij hunne ziel als een buijt uijt den viere gered
heeft ook door sijn ondersteunende genade sal
doen dragen hetgeen hij se heeft opgeLegt en
ook eens met sijne vaderlijke liefde wederom sal
doen ondervinden dat sijn hand slaat maar ook
heelt, dat hij wel verbrijseLt maar ook geneest."
In deze alinea vertelt Maria Lejeune over alles
wat er in die twee dagen na de val van de ves
ting in de stad was voorgevallen. Alle lugubere
verhalen komen volgens ons hierop neer dat
de Franse soldaten, in koelen bloede en op buit
belust, te keer zijn gegaan als wilde beesten.
De omschreven bestialiteiten, waarvoor Löwen-
daL als hoogste commandant verantwoordelijk
werd gehouden, waren voor Lodewijk XV reden
om aan Maurits van Saksen advies te vragen
over wat hij met graaf LöwendaL moest aanvan
gen.26 Zijn antwoord was "Sire, iL n'est pas de
moyen terme, vous devez Le pendre, ou Le faire
MaréchaL de France".27 Dit laatste geschiedde,
van zijn oorlogsbuit kocht ULrich Frederik WoL-
demar, graaf LöwendaL en nu ook maarschalk
van Frankrijk, een prachtig buitenverblijf in het
stadje La Ferté-Saint-Aubin, even ten zuiden
van de stad OrLéans.28
Het slot van de brief
"Wel op dan vrindin hert en ziel en geloof in ver
trouwen na boven en voor al niet wanhopen aan
sijne barmhertighijt die dog oneijndig is en die
ons op sijn tijt ook sal doen sien, dat hij magtig is
alles uijt to werken wat tot ons behoud en beste
diend. God wil vertrouw ik alleen de eere hebben
en al het schepsel moet in onse oogen en ver
trouwen onmagtig sijn waartoe ik hoop dat lien
grooten Schepper UEd. en ons alien bekwaam
sal maken tot eere van sijn heerlijkhijt, amen.
Mijn man is nog swak ent hart nog vol droefhe-
ijt. Egter voegt hij sijn opregte vrindschapsbe
tuigingen bij de mijne soo aan UEd. en waarde
famiLi als aan onsen lieven oversten nevens
tante en nigt. Groet alle onse verstroijde in-
gesetene van herten die UEd, ontmoeten en
weest versekert dat ik onophoudelijk altoos ben
gelijk ook mijn man
Mejuffrouw en veel geagte vrindin
UEd. Dw. Dienares en vrindin
M. Lejeune.
Bergen, den 30 September 1747.
P. S. Desen morgen ontfangen wij tot onse
groote aandoening de tijding van de doot van
PLaatman. Hoop dat God de moeder sal sterken."
Laten we hopen dat deze brief op tijd is aange
komen, want Maria Adriana de Bère-Dumont
is op 18 oktober 1747, 61 jaar oud, te Zierikzee
overleden.
Noten
1 Graag dankt de auteur allen die bij het onderzoek ten behoeve
van dit artikel behulpzaam zijn geweest, met name Cees Van-
wesenbeeck en Mr. Lex de Jongh, in het bijzonder ook een
woord van dank aan mijn goede vriend Sjaak de Vries. Zij heb
ben met inzet van al hun expertise en ervaring gepoogd om
te achterhalen waar het document gebleven kan zijn dat het
onderwerp is van dit artikel.
2 Jacques Lejeune (1698-1790) stamde uit een Hugenoots
geslacht. Hij heeft diverse bestuurlijke functies vervuld in
Bergen op Zoom en een belangrijke rol gespeeld bij de her
stelwerkzaamheden na het vertrek van de Fransen in 1748.
Hij zette een systeem op van reguliere postverbindingen tus
sen Zeeland en de rest van de Republiek. Zijn echtgenote
Maria Rupertus was de dochter van een oud-burgemeester
van Bergen op Zoom. Zie: C. van BaveL, "Een merkwaardige
periode in het Steenbergse postwezen", in: Uit stad en land van
Steenbergen, Zundert-Steenbergen 1958, pag. 133. De 36 brie
ven bevinden zich in de collectie van de Koninklijke Bibliotheek
te Den Haag, met uittreksels: J.C.W. Le Jeune, Uittreksels uit
brieven, geschreven gedurende, en betrekking hebbende tot,
het beleg der stad Bergen-op-Zoom in het jaar 1747, Den Haag
1848.
3 Een aanzienlijk deel van de hogere bourgeoisie in Bergen op
Zoom in de achttiende eeuw bestond uit afstammelingen van
Hugenoten, Franse protestanten die vanwege de herroeping
van het Edict de Nantes in 1685 hun vaderland waren ontvlucht.
Mogelijk waren er relatief veel Hugenoten in Bergen terecht
gekomen, omdat ze de bijzondere protectie genoten van de
liberale (katholieke) markiezen, de De La Tours d'Auvergne.
(Vriendelijke mededeling van Mr. Lex de Jongh, afstammeling
van de Hugenootse De Bère's). In Bergen treffen we hen vaak
aan onder de officieren van het garnizoen.
4 Geen familie van de Bergse Andriessens.
5 Ton Putter, "Replica's voor de vernielde Engelse gedenkste
nen", De Waterschans 45 (2015-3), pp. 122 - 129.
41
De Waterschans 1 - 2018