dienden waarschijnlijk ook om kruitLadingen te laten springen. Op de tekening in het Nationaal Archief staan veel gangen aangeduid met een soort voelsprieten aan het uiteinde. Daar konden buizen worden aangesloten die naar ondergrond se springladingen liepen. De werking daarvan komt verderop in dit verhaal aan de orde. Er was echter geen spoor van graafwerk aan deze gang te zien, dus waarschijnlijk zijn dergelijke buizen hier nooit aangelegd. Een loopgraaf Het grote terrein tussen de Zuidoostsingel en het spoor was tot 1863 een onderdeel van het glacis. In dat jaar legde men de spoorlijn aan en werd het glacis gedeeltelijk doorgraven. De infrastructuur van het spoor en de bouw van loodsen gedurende de afgelopen honderd jaar had de ondergrond flink aangetast. Ook was er aan het einde van de twintigste eeuw een benzi nestation gesaneerd. Toch kon er nog een fraai restant van een loopgraaf uit 1747 blootgelegd worden. Het was een ondiep, 3,50 meter breed spoor van zwart zand dat zich goed aftekende tegen het omliggende schone gele zand. Het was van oost naar west gegraven. De vulling be vatte meer dan honderd musketkogels en en kele fragmenten van granaten. Van de loopgraaf was alleen nog de onderste 40 centimeter be waard gebleven. Oorspronkelijk was hij diep in het glacis uitgegraven, maar zoals opgemerkt was het bovenste stuk van het glacis verdwenen. De loopgraaf is afgebeeld in een bekende kaart van de stad tijdens het beleg van 1 747.4 Het was een oost-westgerichte verbinding tussen een geschutstelling batterijin de derde parallel, thans vlak naast de spoorlijn, en de zigzag-vor- mige approche of aanvalsloopgraaf die precies op de punt van het bastion Pucelle was gericht. Opmerkelijke vondsten uit de loopgraaf waren scherven van aardewerk uit de elfde en twaalfde eeuw. Die zijn daar terechtgekomen met grond uit de buurt, mogelijk toen de loopgraaf weer volgestort werd. Het is een aanwijzing dat er in die tijd in de omgeving bewoning is geweest. Sporen van een veel latere boerenhoeve werden aan de noordkant van de loopgraaf gevonden: een rij kuilen waarin grote palen stonden en af tekeningen van plantenbedden. Soortgelijke sporen werden enkele jaren geleden ook gevon den achter het station, bij de bouw van de voet gangerstunnel. Ze laten zien dat de omgeving in de zestiende eeuw bewoond werd, waarschijn lijk tot aan het begin van de Tachtigjarige Oorlog en opnieuw na de Vrede van Munster in 1648. Op de kaart van Jacob van Deventer staat wel een hoeve afgebeeld, maar dan veel verder naar het zuiden. Maar waarom hier boerderijen? De reden is de ondergrond: precies op deze plaats daalde de bodem in noordwaartse richting. Het was de rand van een moeraslandschap dat zich ver naar het noorden en oosten uitstrekte. Der gelijke randzones hadden vruchtbare gronden. Op oude kaarten (zoals op bovenstaande afbeel- Afb. 2. Het inwendige van de tegenmijngang. Foto Stichting In den Schermincket. Afb. 3. Het uiteinde van de tuistergang. Foto Gemeentelijke Archeologische Dienst, Bergen op Zoom. De Waterschans 2 - 2018 54

Periodieken

De Waterschans | 2018 | | pagina 10