ren op aan, via welke de galerij met het maai
veld van het lunet verbonden was. Verrassen
derwijs bleek er van dit gedeelte over een leng
te van 23 meter nog veel bewaard te zijn. De
gewelven waren weliswaar verbroken, maar van
de muren was nog ruim twee meter opgaand
werk intact. Er waren twee trappen naar boven.
Aan weerszijden sloten de 1,20 meter brede en
meer dan 2 meter hoge galerijgangen aan, die
nu voor het eerst in een opgraving goed in beeld
kwamen. Ze bestonden uit doorlopende over
welfde gangen met lemen vloeren, met aan de
grachtzijde kleine overwelfde nissen van 1,90 bij
1,90 meter. In de muur langs de gracht bevon
den zich per nis drie schietgaten, zodat de ver
dedigers de gracht onder vuur konden nemen
wanneer de vijand al tot daar doorgedrongen
zou zijn.
Intrigerend is de vondst van schietspleten in
de tegenoverliggende muur, waar eigenlijk het
zandlichaam van het lunet achter lag. Vanuit
één van de trappen was een deuropening van
halve stenen gemetseld, compleet met nooit
gebruikte scharnieren, blijkbaar met de bedoe
ling om hier ook een gang te kunnen graven.
De grote angst van de verdedigers was namelijk
dat de vijand zich meester kon maken van het
gangenstelsel en het als aanvalswerk tegen
de stad kon gebruiken. Daarom waren er om
de 25 meter dwarsstukken in de galerij gemet
seld waarin schietgaten zaten: zo kon de vijand
steeds onder vuur worden genomen, ook als hij
al in de gang was. De (nooit gegraven) gang aan
de buitenkant van de muur was mogelijk een
van de laatste redmiddelen om de vijand van
buitenaf te kunnen beschieten. Van Coehoorn
had niets aan het toeval overgelaten.10
Het lunet Overijssel
Het aansluitende, zuidelijke deel van de galerie
majeure kon pas onderzocht worden na de sloop
van de gebouwen. Inmiddels was wel vastge
steld dat de kazemat van het ravelijn Wassenaar
tot een diepte van 3 meter was afgebroken. Dat
deel lag buiten de parkeerkelder, werd niet be-
FAUSTO NU M INE
5ERBA VICTRIX
Afb. 14. Tekening van de plattegrond en het opgaande werk van de traptoren. Collectie Nationaal Archief.
De Waterschans 2 - 2018
60