na de oorlog de museale activiteiten te hervat ten. Indringender nog was het menselijk leed dat eerst verwerkt moest worden. Dat het na de oorlog niet gekomen is tot een doorstart van het Gemeentemuseum onder het dagelijks bestuur van "het Markiezaat" en de gemeentelijk gede legeerde, was ook een gevolg van de gaande weg gegroeide overtuiging dat een gemeente museum beter niet toevertrouwd kon worden aan een particuliere vereniging. Wij veronder stellen dat bij het bestuur van "het Markiezaat" bovendien het heilig vuur ontbrak om het be heer van het museum voort te zetten. Er was weinig animo om terug te keren naar de situatie van vóór de oorlog, die gekenmerkt werd door veel inzet en geen vergoeding, maar daarente gen bijpassen uit eigen zak om de financiële ba lans positief te houden. Ook bij het bestuur en de leden van de vereniging was de overtuiging gegroeid dat het beter was dat de gemeente zelf het gemeentelijk museum zou beheren. In de ledenvergadering van 14 maart 1950 werd besloten het beheer, het onderhoud van de in ventaris en van de inrichting en de exploitatie van het museum over te dragen aan de ge meente. De inventaris zelf was in 1932, bij de verhuizing naar de Gevangenpoort, reeds in eigendom overgegaan naar de gemeente.25 In de tweede helft van 1 950 werd begonnen met de voorbereidingen van de fysieke overdracht van de inventaris. Namens de gemeente zouden de gemeentearchivaris C.J.F. Slootmans en de gemeenteambtenaar (tevens secretaris van "het Markiezaat") C.C.J. van de Watering samen met de heer A.J.L. Juten namens "het Markiezaat" de overdracht regelen. Dat ging niet zonder slag of stoot. Op 1 oktober 1950 deelde de heer Juten aan het College van B en W mede dat "overname van de inventaris van het museum niet meer ter zake is. De heer C. van de Wate ring heeft - als een uwer ambtenaren -, zonder mijn medeweten, het museum, door dit te laten schoonmaken, reeds in bezit en gebruik geno men en is een officiële overname dus niet meer nodig. Ik acht het gebouw met inventaris reeds in gebruik genomen bij de gemeente."26 Bestuur De bestuursleden van het eerste uur bleken zeer aan hun zetels gehecht. Pas bij de Alge mene Ledenvergadering (ALV) van juni 1933 kwam het periodieke aftreden van de bestuurs leden aan de orde.27 Aangezien er geen voorge schreven volgorde was, stelde voorzitter Juten voor om als eerste af te treden. Hij stelde zich herkiesbaar en werd met algemene stemmen herbenoemd. Het jaar daarop werd secretaris Bevin herbenoemd. Aangezien in 1933 de voor zitter herbenoemd was en in 1934 de secretaris, zou men verwachten dat bij de ALV van 1935 de penningmeester zou volgen. In de beschikbare notulen van de jaarvergaderingen van 1935 en 1936 komt echter geen mededeling voor over herbenoeming van de penningmeester noch over de benoeming van een nieuwe. Hoewel herbenoemd in 1934 bleef de heer Bevin even wel slechts kort aan als secretaris; de notulen van de ALV van 1935 werden ondertekend door de heer C. van de Watering als waarnemend se cretaris. Aangezien de heer Bevin per 1 januari 1936 zijn ontslag als secretaris had ingediend, diende bij de ALV van 1936 voorzien te worden in de aanstelling van een nieuwe secretaris.28 In de ALV van 1936 ging de vergadering - zij het niet bepaald soepel - over tot het benoemen van een nieuwe secretaris. De voorzitter schoof de heer Bernard Roem naar voren. Dat de voorge dragen kandidaat buiten de stad een betrekking had gevonden, was volgens de voorzitter jam mer maar geen onoverkomelijk bezwaar. Een van de leden stelde voor, met het oog op de uit- stedigheid van de kandidaat, diens benoeming vooralsnog aan te houden en hij kreeg bijval van verschillende leden. Een ander lid vroeg zich af of de kandidaat ooit weer in Bergen op Zoom zou komen wonen. In dat geval zou beter naar een andere kandidaat kunnen worden uitgeke ken en het lid noemde daartoe de heer Van de Watering, die reeds fungeerde als hulpsecreta ris. (Terzijde merken de auteurs hier overigens op de omstandigheid dat niets in de statuten erop wees dat een bestuurslid in Bergen op Zoom werkzaam en woonachtig diende te zijn.) Later brak de heer Slootmans nog een lans voor de heer Roem (de broer van zijn echtgeno te), die na een korte gedachtewisseling hierover uiteindelijk door de vergadering werd aanvaard als secretaris. De voorzitter kondigde hierna aan bij de volgende ALV de statuten te willen wijzigen. Overigens ondertekende de heer C. van de Watering deze notulen als secretaris, niet als waarnemend secretaris (zoals in 1935). Bij gebreke van notulen van eventuele Algeme ne Ledenvergaderingen in de daarop volgende De Waterschans 1 - 2019 14

Periodieken

De Waterschans | 2019 | | pagina 14