en Hongarije, alsmede naar steden als Brussel, Londen, Christiana (nu Oslo), Parijs en Amster dam. De omzet bedroeg ongeveer 150.000 tot 200.000 Mark. Aan het eind van de negentiende eeuw boden beide bedrijven samen werk aan 200 werknemers van wie er nog een groot deel thuis werkten. In het personeelsbestand van Ei- lers Mey is te zien dat ze waren ingeschreven als masker-makers, punch-schilder of naaister, maar ook als boekhouder of kantoorbediende. Er werkten complete families van wie we enkele namen noemen: Heyn, Biester, Kühn, Schlegel- milch en Schreyer. Beide bedrijven kenden een eigen gezondheids-verzekeringsmaatschappij, waarmee gezegd kan worden dat het bedrijf flo reerde. In deze gouden eeuw werden de fabrieken stelselmatig uitgebouwd. Eilers Mey bouwde een fabriek aan de hoofdweg. Heintz Kühn kocht een straat aan huizen en een groot magazijn alsmede een voormalige scheepswerf, een twee verdiepingen tellend gebouw. Zo ontstond een ge bouwencomplex met enkele kleinere huizen. De groeiende maskermarkt bracht ook anderen er toe om maskerfabrieken te bouwen. Alle be drijven waren in felle concurrentie met elkaar maar Eilers Mey en Heintz Kühn bleven markt leider. Overigens waren er wegens de familie banden die er tussen beide eigenaars beston den gemeenschappelijke belangen. Kort voor de Eerste Wereldoorlog probeerden men een fusie van beide ondernemingen te bereiken in de vorm van een aandelenfusie. Dit mislukte, waardoor de concurrentie tussen de bedrijven bleef bestaan. Bij het uitbreken van de oorlog in 1914 stagneerden de bedrijfsontwikkeling en groei plotseling. De mannelijke werkne mers werden voor militaire dienst opgeroepen. Carnavals- en feestartikelen waren niet meer nodig. De export naar het buitenland en zelfs naar neutrale staten viel bijna volledig weg. Met het vertrek van de mannen en daardoor ook het wegvallen van de inkomsten, zochten veel vrouwen werk. Velen konden aan de slag in de productie van papieren zakken of als naaisters voor het leger. Ook het werken in volkstuinen bood werk. Na afloop van de Eerste Wereld oorlog was het moeilijk om het contact met de buitenlandse markt te herstellen. In Duitsland zelf gold er een carnavalsverbod zomede een verbod op openbare optochten waarin de grote Aufsetzköpfe gedragen werden. Bovendien was het Rijnland door geallieerde troepen bezet, met alle gevolgen van dien voor de carnavals steden Keulen en Mainz. Van thuiswerk naar industriële productie Tot aan de Industriële Revolutie hadden bijna alle huizen behalve een woonfunctie ook een arbeidsfunctie. De productie van maskers en aanverwante artikelen nam zo'n hoge vlucht dat Afb. 9. Kleimodellen als voorbeeld voor de huidige koppen, gemodelleerd naar voorbeeld van de originele koppen. Foto 1996, archief Eric Elich. Afb. 10. Onbeschilderde polyester draagkoppen, 1997. Foto Albert Joosen. 57 De Waterschans 1 - 2019

Periodieken

De Waterschans | 2019 | | pagina 57