Ook kwam er dikwijls een jongen van de stad en die nam berichten mee voor thuis. Ons Mien en ik hadden een briefje naar huis geschreven. Dat bracht hij dan naar Kees Daalmans, een broer van Julia, die zorgde dat hij bij zijn thuis kwam in Woensdrecht, die zorgde dat het op het post kantoor in Hoogerheide kwam en daar komt m'n vader die het dan weer mee naar huis nam. Wel veel omwegen. Ongelukkig hebben ze dat briefje nooit gezien omrede de strijd in Hooger heide hevig was. Het front golfde daar verschil lende malen op en neer. Ik bedoel dat de Engel sen [Canadezen] een paar keer teruggetrokken zijn. Vooral in Woensdrecht is hard gevochten. Daar is geen een huis meer bewoonbaar. Maar nou verder over het slotleven. Heel de dag zaten we voor het raam te kijken naar de klok of die niet wat harder wou lopen (figuurlijk). We keken uit op het binnenplein waar zo'n ding hing. Iedere minuut kroop, de dag wou maar niet. Wat heb ik in die dagen verlangd naar Moeders stopmand, die je anders zo veracht. Dan weet je pas wat niks doen is en opgesloten te zitten. Totaal niets kon je doen, niet lezen of handwer ken. Alleen maar praten en nog eens praten. Die dag is toch ook omgekomen. 's Avonds om half acht gingen we onze strozakken klaarleg gen en na eerst het rozenhoedje gebeden te hebben, want onze lieve Vrouwke mochten we in deze dagen toch zeker niet vergeten, gingen we weer liggen.11 Slapen durf ik haast niet te schrijven want dat werd weer niet gedaan. Ook was die dag de gendarmerie, die schof ten, geweest om te vragen of we wilden zeg gen waar de mannen waren. Daar waren we verschrikkelijk bang voor als we ze zagen. Wij zeiden niemand wat. Want de een wist het niet en de meesten wilden het niet zeggen, maar we zeiden maar dat we het niet wisten. We hadden tegen elkaar gezegd, al schieten ze ons dood, we willen geen verraders zijn. Een vrouw was er die zei, "als ik wist waar m'n zoon zat dan zei ik het toch want zo te leven is niet uit te houden". Ik dacht bij mezelf jouw zoon die heeft dat wel geweten en daarom z'n schuilplaats niet ver teld. Die kende z'n moeder waarschijnlijk ook!" Vrijdag 6 oktober: contact met het verzet Jo schreef: "Weer een dag. Vannacht zijn we bijna allen ziek geweest en moesten telkens naar de WC. De wacht had het druk met ons en dan waren er verschillende auto's gekomen en stonden op de binnenplaats, dus daar moesten we door wringen om door te lopen naar de WC. We hadden overdag zo'n gemene mof gezien die kwam kijken wat er allemaal te doen was bij ons. Die zal gedacht hebben zoveel vrouwen op een kazerne dat is niet de gewoonte. Geluk kig kwam de wacht en stuurde hem terug. Veel goeds kun je gewoonlijk niet verwachten. Wij waren wat blij dat de wacht kwam. Hij had Mevr. Droste bij haar arm gegrepen maar die had zich losgerukt. We hebben gevraagd aan de wacht om vooral te zorgen dat die kerels niet binnen kwamen. Hij zou ervoor zorgen, en was kwaad op die kerels, dat ze dat gedaan hadden. Dien nacht kwam er ook nog opeens een gedreun en hoorde we een harde slag.12 Dan is het wel angstig hoor, vooral midden in de nacht en als je weet dat je nergens heen kunt. En sommigen denken toch steeds het ergste. De vorige dag was de gendarmerie geweest en vroeg naar Maria. Dat is de moeder van de boek houder, ook werkzaam bij Difoga. Die moest mee en naar we later hoorden vrijgelaten na 2 maal verhoord te zijn. Daar had waarschijnlijk haar dokter voor gezorgd omdat ze aan een ziekte leed. Dus nou met 27 nog. Op vrijdag, het was na de middag, kwam er een man binnen (een van onze helpers) die had zelf een sleutel van onze gevangenis. Hoe hij daar aankwam weet ik niet. Die vertelde ons, als jul lie nou binnenkort niet vrijkomen dan wordt er gezorgd dat jullie kunnen ontvluchten. We zijn alles in het werk aan het stellen, maar dat zal dan nog wel enige dagen duren. Maar toch is er rondom het gehele Markiezenhof een wacht van onze ondergrondse mannen dat jullie niet stie kem weggevoerd kunnen worden. Als de toe stand het toegelaten had, dan hadden we een juichkreet uitgeroepen maar nou juichen we in stilte. Hij zou zorgen dat de deur open was, dan konden we gezamenlijk en achter de kazerne is een muur waar we over konden als we op een steenhoop gingen staan. Dan kwamen we in een tuin van 'goede' mensen, dan door een paar huizen en we waren vrij. Nu hadden we weer goede hoop en kans op bevrijding. De officier van de wacht had dien dag met een andere officier naar de Ortskommandantur geweest om te vragen of de gijzelaars van de Fordgarage (dus wij) vrij mochten omdat we De Waterschans 3 - 2019 152

Periodieken

De Waterschans | 2019 | | pagina 40