aanloop naar een doorsnee stelling bestond uit een mijnenveld met een diepte van mini maal 100 meter. Het mijnenveld bevatte vooral tankmijnen, maar was vaak ook bezaaid met personeelsmijnen. De houten Schuh-mine was berucht, omdat hij met een detector niet te vin den was. De kleine springlading in het onding had niet de dood van het slachtoffer tot doel, maar het afrukken van een voet. Dit sorteerde meer effect, omdat door het verwonden van een soldaat er een grote kans bestond dat toesnel lende hulpverleners eveneens het slachtoffer van een mijn zouden worden. De Schrapnett-mine was een ander duivels wa pen. De mijn sprong uit de grond en spuugde op kniehoogte een lading ijzeren balletjes alle richtingen uit. Ook hier was het de bedoeling om vreselijke verwondingen onder de aanvallers te veroorzaken. Het mijnenveld werd begrensd door een tank gracht, die gedekt werd door antitankkanonnen in kazematten. Het geschut in de bunkers was zogenaamd enfiterend opgesteld, wat betekent dat het kanon parallel aan de tankgracht was opgesteld, uit het zicht vanaf de overzijde van de gracht. Het kanon werd zelfs verder beschermd door een grote betonnen wand, zodat het onmo gelijk was om het kanon vanuit een positie recht tegenover de bunker uit te schakelen. Door deze uitgekiende opstelling waren de aanvallers gedwongen om tot zeer dicht bij de kazematten te komen om een reële kans van slagen te heb ben om het geschut uit te schakelen. Loopgraven, een grote hoeveelheid prikkeldraad en allerhande machinegeweernesten aan de verdedigende zijde van de tankgracht maakten de verdediging compleet. Voor de aanval verzamelden de Funnies zich voor het mijnenveld. Terwijl de andere tanks met hun geschut voor rugdekking zorgden, reden de Ftaits met een snelheid van zo'n 2 kilometer per uur het mijnenveld in. Door de enorme hoeveelheden grond die werden opge worpen door de rondzwaaiende kettingen reden de voertuigen vrijwel blind het mijnenveld in. De bemanning moest stalen zenuwen hebben om blind en met een slakkengang de vijand te- Afb. 5. Leden van een regiment uitgerust met de Ftait poseren op hun voertuig. De rotor met kettingen met staten batten aan het uit einde zijn vóór op de tank gemonteerd. De rotor werd aangedreven door de motor van de tank. Foto Imperiat War Museum, Londen. 165 De Waterschans 3 - 2019

Periodieken

De Waterschans | 2019 | | pagina 53