weekje tussen de aardappelschillen. Daarnaast
drukte Janus illegale verzetskrantjes en zorgde
hij voor extra bonkaarten.7
Vader en moeder Klaassen hadden vanaf 1942
onderduikers in huis en al snel zaten er ook bij
Janus en Rika de eerste onderduikers. Voor hen
was het de normaalste zaak van de wereld. Je
hielp gewoon mensen die in nood zaten, dat was
hun motto. Er zaten altijd minstens twee on
derduikers voor langere tijd en soms kwamen
er ook gasten bij die maar enkele dagen bleven.
Van de meesten wist men niet precies hoe ze
heetten of wie ze waren. Immers, hoe minder
je wist, hoe minder je kon vertellen als je op
gepakt werd. Van twee onderduikers, die meer
dan één jaar bij de familie zaten, wist Kees
Klaassen, de jongste broer van Janus, zich nog
de namen te herinneren. Dat waren Toon La-
tour en Jan de Jongh. Al die onderduikers (het
waren er vaak vier tegelijk) moesten natuurlijk
wel te eten hebben. De familie gebruikte een
stukje land langs de Oude Zeeuwse weg om
aardappels te telen. Zij gingen ze zelf rooien.
Janus en Kees moesten de aardappelen dan in
zakken doen en op een kruiwagen leggen. Dan
sjouwden zij ze samen naar hun tante Mie, die
op de Oude Tol woonde. Tante Mie is mevrouw
Demmers-de Krom. Zij was getrouwd met een
broer van Janus' moeder. Daar werden de zak
ken geleegd in de schuur. Vervolgens togen ze
met de lege zakken op de kruiwagen weer naar
Afb. 2. Het gezin Klaassen, van links naar rechts op de voorste rij: Jan, Kees en Kaatje. Op de achterste rij: Janus, Leentje, Sjaan-
tje en Marijn. Foto collectie familie Klaassen.
119
De Waterschans 3 - 2019