30 a 35 ijzeren Ledikanten, met Losse matrassen en een strozak, een klein groen kastje erboven voor persoonlijke- en dienstbezittingen. Het was niet afgesloten dus je moest zelf een hang- slotje kopen. Ook behoorde tot de uitrusting het naaizakje gevuld met knoopjes, nummertjes, want alles moest genummerd worden. Ik had nummer 520. Daar stond je dan, nooit van huis geweest. Naast mij lag mijn neef Lauran Rampart en daarnaast lag Wietze Pijnen uit Hoogerheide. Onze leiding bestond uit adjudant Bakx en sergeant majoor Kortleve, een al oudere man, tenminste oud voor ons, een echte militair, maar ook een va derlijk figuur voor ons.2 Verder de sergeanten Broekhoven, de Moor, de Frel en Blomjons en korporaal Coen Löwenstein.3 Deze mensen brachten ons de eerste beginselen van het sol daatje spelen bij. En tussendoor moest iedereen nummertjes naaien op al je kledingstukken. Wij noemden dat theorie en praktijk naaizakje. Dat naaiwerk ging bij de een wel beter dan bij de ander, het was soms echt sukkelen met naald en draad. Voor het opmaken van het wolletje (je dekens) had je een maatlatje. Dat wolletje moest mooi met strakke hoekjes op je kus sen liggen. Was het niet goed, dan kwam de dienstdoend sergeant en trok alles uit elkaar, maar dan kwam je wel in tijdnood om tijdig op je appel te zijn. Ons regiment was het derde regiment infanterie. Dat bestond uit tirailleurs en specialisten. Ik was bij de tirailleurs, ook ge noemd de zandhazen of de liggende vreters. Wij hadden geweren en lichte mitrailleurs, de spe cialisten hadden zware mitrailleurs. Alvorens we op straat mochten, moesten we eerst leren groeten, in geval je een meerdere tegenkwam. Ook moest je de gezangen uit je hoofd leren en het verschil tussen officieren en onderof ficieren. Dan begon het marcheren, rechtsom, linksom enz. waarbij je soms flinke scheldwoor den naar je hoofd kreeg in het geval het niet zo goed ging. Om half elf mocht je naar de kantine, de enige plek waar een kachel brandde. Je kon er koffie met koek kopen hetgeen de eerste helft van de week nog wel lukte, maar dan was je geld op en moest je maar toezien. Maar je zat in ieder geval warm, want vanaf zes uur had je nog geen warmte gevoeld (afb 4). Afb. 4. Lichting 1936-1937; Cor Rampart zit vierde van links. Bron: privé bezit de heer Jos Rampart 193 De Waterschans 4 - 2019

Periodieken

De Waterschans | 2019 | | pagina 13