ste sectie Liep aL bij Laatstgenoemde straat toen het commando klonk "rechtsomkeer mars". We begrepen er niets van, maar we moesten terug naar de kazerne. Daar werd meegedeeld dat er roodvonk was uitgebroken (zo men dat toen zei) en wel op kamer 36 en 37 dus onze kamer. We moesten daar direct naar toe en mochten niet meer naar buiten. Maar de grote ramp was we mochten niet naar huis en zouden voorlopig een week in afzondering blijven. Maak dat nou jongens van 19 jaar maar eens wijs. Al gauw bleek dat de verveling toesloeg, Dus moesten we iets verzinnen, we verklaarden de oorlog aan kamer 37 en de strijd werd beslecht met het leegspuiten van de brandblusapparaten. Boven de scheidingsdeur van de twee zalen zat een vierkant gat met een lampje en daar werden de schoten door geLost in de vorm van schuim, het was een bende van jewelste. Maar wat moesten ze met ons? De zwaarste straf hadden we al, dat we niet naar huis mochten, de rest interes seerde je niet. Maar we moesten wel de boel schoonmaken. Daarna zochten ze weer wat anders. De tafels werden in een lange rij aan elkaar geschoven, misschien wel 10 meter lang. Alle patronen (losse flodders) werden verzameld, het kruit eruit gehaald en hiervan werd een lange smalle streep op de tafels gemaakt. Dus een kruid- lint van plm. 10 meter. En toen kwam de clou, aan het eind werd het kruit aangestoken en als een vlammende strip schoot het door de zaal. Later hoorden wij dat de bewoners van de Kor- temeestraat danig waren geschrokken van de lichtflits. De tafels waren ingebrand, die moes ten we voor straf schoonmaken. Maar door het gebeurde waren wij toch wel wat gekalmeerd. De week vorderde en we mochten, naar ik meen op donderdag met de groep naar buiten. Tambour in eigen dorp Het was eind november, maar mooi weer.4 We gingen een mars maken richting Halsteren, voor mij een verheugend feit, want ik was al een hele poos van huis en we waren met de com pagnie nog niet in Halsteren geweest. Even moet ik vertellen dat wanneer in die tijd zo'n militaire colonne over het dorp kwam, de hele bevolking die dan thuis waren op straat stonden; de slager, bakker, schoenmaker, win keliers en huisgenoten in afwachting van de soldaten, waarvan de komst werd aangekondigd door de tamboers en hoornblazers en vooral om te zien of er eventueel bekenden bij waren. Wij dus richting Halsteren, voorbij de Voge lenzang, de Thoolse weg op en onder aan de Konijnenberg richting Halsteren. Onderaan de Nieuwstraat (Koolweg) werd halt gehouden. We mochten rusten, uniformen in orde maken, voor de mars door het dorp. Wij hadden op onze ka mer tamboer de Rijk uit St. Willebrord, maar die jongen was pas in opleiding en het ging nog niet zo best. Nu waren er onder ons die wisten dat ik al vanaf mijn 14e tamboer was bij de fanfare en die vertelden dat aan luitenant Proost. Ik wist nergens iets van en komt er een sergeant met de luitenant naar mij toe of ik genegen was om voor de troep als tamboer te fungeren. Ik wist niet wat ik hoorde, maar wat was ik in mijn nopjes om dat te doen en nog wel in mijn eigen dorp. Wij van uitrusting verwisseld en ik met de trom voorop. Wij gingen de Nieuwstraat op, bij het gemeentehuis rechtsaf (dat was toen nog een open straat, nu zijn er trappen) en zo het dorp op. Nu maar afwachten of ik mijn va der soms zou zien. En jawel die was in de grote kerk met Riekus de Krom de steigers aan het afbreken en kwam net naar buiten met mate riaal en zag ons aankomen, maar had er totaal geen erg in dat ik voorop liep, want ik was geen tamboer. Ik zag hem zoeken tussen de soldaten en op het laatst keek ik even om, wat normaal niet mag en zag hij mij. Wij dus over het dorp, Halsterseweg en weer terug naar de kazerne, nog steeds in afzondering. De tamboers Van toen af aan wijzigde mijn dienst, ik werd ingelijfd bij de tamboers, bleef nog wel op de zelfde kamer, maar nam geen deel meer aan de oefeningen en ook hoefde ik geen wacht te lopen. Wij waren met zes tamboers o.a. Jan van Dessel uit Steenbergen, Bolders uit Ossend- recht, de Rijk uit St. Willebrord en van Meel uit Wouw of Heerle (de vader van Ton van Meel was dirigent van de fanfare Halsteren in de jaren '80-'90). We werden opgeleid door de sergeant tamboer Buijs (een Bergenaar) bijgenaamd Jan Oliebol, een strenge maar toch goede man. Steeds vertelde hij aan nieuwkomers dezelfde mop. Hij had een majoor gekend (een tamboer maTtre) die kon zijn stok zo hoog gooien, dan ging hij thuis een kop koffie drinken en ving 195 De Waterschans 4 - 2019

Periodieken

De Waterschans | 2019 | | pagina 15