er was inmiddels in het Zuiden al heel wat ver anderd. Het volksfeest ondervond lang niet zoveel bestrijding meer. Men was begonnen er gemeen schappelijk stijl aan te geven. Ook de mentali teit werd ruimer en opener, minder levensschuw, minder zelfgenoegzaam in de onthouding van pret of plezier. Het begrip, dat volksvreugde geen doem waardig verschijnsel is, drong tot de burgerlijke en kerkelijke overheid door. Overal kwamen wilskrach tige comitee's van voorbereiding, die degelijk werk leverden en die voeling hielden, waar dit nodig was, met gemeentebestuur en parochiebestuur. '32 Niet verrassend werd dit artikeltje opgenomen in de Vastenavendkrant van 1 954.33 Was immers de naoorlogse Bergse vastenavond niet op precies deze manier door een 'wilskrachtig comitee' een geaccepteerd onderdeel geworden op de stadskalender? En was daarbij niet Van Duin- kerkens Verdediging als handvest gebruikt? In de jaren daarop werd Van Duinkerken her haaldelijk uitgenodigd om bij de intocht van de prins en de boerenmaaltijd aanwezig te zijn. Deze heeft hij vaak moeten afslaan wegens an dere bezigheden en reizen, maar met zekerheid is te zeggen dat hij na 1951 in ieder geval ook in 1956, 1958 en 1962 aanwezig was in Bergen op Zoom. De herinnering aan zijn aanwezigheid in deze jaren richt zich vooral op dat waar hij ook in de rest van het land en Vlaanderen om be kend stond: spreken. Als redenaar leek hij zich gemakkelijk te voelen voor uiteenlopende pu- blieken en te bedienen van een oeverloze parate kennis. Zijn optredens bij de Bergse boeren- maaltijden maakten eenzelfde indruk. In 2003 omschreef Jan van Giels (die Van Duinkerken als prins Wannes I had meegemaakt) hem als 'onvermoeibaar en onverstoorbaar' tijdens de boerenmaaltijden: hij was zo welsprekend, hij viel nooit stil, hij liep nooit vast, hij kwam er altijd uit, ook wanneer iedereen dacht: nou zit hij toch wel helemaal naast zijn onderwerp. Maar nee, dan kwam hij er met een draai er [sic] weer mooi op uit. En dat heeft hij blijk baar zijn hele leven zo gedaan. Dus wat dat betreft had hij wel veel ervaring. Maar hij was geen bak- kenverteller. Ik denk dat hij een hele serieuze inslag had, want anders had hij ook niet zo gemakkelijk zoveel jaren op het seminarie doorgebracht. Hij had een hele serieuze basis.'34 Afb. 4. Anton van Duinkerken bij de vastenavond in 1956 (Anton van Duinkerkencollectie Bernard Asselbergs Amsterdam [AvDcollBA], fotograaf onbekend Een goed voorbeeld van zijn indrukwekkende spreken en aanwezigheid vinden we in 1956, het elfde naoorlogse vastenavondjaar. Eind januari stuurde Kees Becht een brief aan Van Duinker ken om te overleggen 'hoe wij de middag van zondag 12 februari in de Markiezenzaal inkle den'. Het betrof hier een bijzondere zitting van de Grote Raad van de Stichting Vastenavond in de Markiezenzaal in het Stadhuis. In deze brief liet Becht weten dat de bijeenkomst zou wor den ingeleid door de voorzitter van de Stichting Vastenavend of de Grootste Boer. Daarna zou Korneel Slootmans (behalve medeoprichter van de stichting ook stadsarchivaris) de naoorlogse fase in 1946 toelichten, waarna Van Duinkerken de ruimte kreeg voor zijn rede. Becht sloot zijn brief als volgt af: De Waterschans 1 - 2020 18

Periodieken

De Waterschans | 2020 | | pagina 18