De dans van de broodjes Bernard Asselbergs Marijke Stapert-Eggen studeerde in Nijmegen Nederlands en liep colleges bij Asselbergs. Als spe cialist van de 'Tachtigers' en de schrijvers die erop volgden, was zij verbonden aan de Bijzondere Collecties van de Bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam. Daar ontsloot zij o.a. de archie ven van Albert Verwey. Zij verzorgt - nu ook nog - in eigen beheer bij haar uitgeverij LM Amsterdam studies die haar na aan het hart lagen. Bernard Asselbergs vroeg aan Marijke om het ChapLin-gedicht van zijn vader, dat zij in samen werking met hem in 1990 publiceerde, opnieuw onder de aandacht te brengen; nu met het doel om dit voor een breder publiek toegankelijk te maken1. Van Marijkes speurwerk werd dankbaar ge bruik gemaakt door Theodore van Houten die in 'Brabant Cultureel', 49(2000), nr. 7/8, sep- tember-oktober 2000, ingaat op Chaplins 'The Gold Rush', waar Charlie niet zozeer naar goud zoekt als wel naar het geluk. Van Houten geeft antwoord op de vraag: 'Was Van Duinkerkens gedicht een modieuze Charliequinade?' De dans van de broodjes Charlie is moe om de moeheid der aarde, moe om de moeheid der sneeuw. Charlie is stil, het is oudejaarsavond, moe om 't verlopen der eeuw, moe om de tijd, dat hij kind was en man werd, om wereld en God is hij moe, moe om het meisje en haar grote verdriet; en zijn ogen zijn stil en toe, zijn hoofd is een zwellende vrucht van de boom van het onuitzegbaar verdriet, rijp en gebogen ten val. En zijn ogen zijn toe, dat hijzelf zich niet ziet. Waarom staan de hutten gehurkt in de nacht? Is de maan het restant van een feest? De wereld is wit en een sneeuwwoestijn, de wereld is witter geweest oneindig veel lichter bij 't licht van een kaars; de wereld was vrolijk en klein als de plaats aan de haard in je moeders huis, als de dingen, die simpel zijn: vrolijk en klein als 't gelaat van je lief, als het lieve geschenk dat je haar bood; de wereld was vrolijk en klein als haar blik en de wereld was eindeloos groot. Liggen niet boten gemeerd in haar ogen gereed voor de verste reis? Zingt in haar kijken haar harteklop niet zijn enige, eeuwige wijs? Is niet haar brauwboog een avondroodgloed? Deint met haar denken niet mee het roerLoos bewegen van Levende ogen: een rusteLoos-rustige zee? De zomer zijn zij en de regenboog, die over de zomer zich spant; zij zijn de wolkloze luchten, de wolken, de vogels, de sneeuw en het land. Hier is haar plaats aan zijn ledige tafel, - haar plaats in zijn ledige hart! Charlie is moe om 't verlopen der eeuw en stil om het meisje, dat mart, stil om het meisje. - Weest stil! - om het meisje! - niet dansen! nu geen romantiek! Straks geven haar lippen hun klaatrende lach, haar ogen hun blanke muziek. Haar Lach is een dorp aan een watervaL, je hoort in de verte de fluit van een fijn muzikant. - Bedwing je! niet dansen! Haar lach is de lach van een bruid! Niet dansen! - Haar lach is de luide minuut, die eeuwigheden duurt. Hoe ligt heel het landschap in 't licht van zijn ziel nu plotseling verpuurd: de sneeuwwoestijn werd een vroom gebed een lichtende duisternis geheimnisvol als het hart van een kind, dat pas geboren is en eenvoudig. - Niet dansen! Niet dansen! Zijn strak gespannen gemoed is simpeL aLs zijn meisjes Lach en als haar ogen goed. De kamer is een klein paleis. Hij doet de donkre luiken dicht, hij denkt aLLeen aan het haardvuur en aan De Waterschans 1 - 2020

Periodieken

De Waterschans | 2020 | | pagina 36