het vriendelijke kaarseLicht dat weL een glimlach Lijkt: het is onroerbaar brekeLijk en fijn en edeL op zijn ranke Leest: het kon haar glimlach zijn! - Niet dansen! ALLeen nog denken aan 't werk! Hij schuift de stoelen bij; hier is haar pLaats aan zijn Ledige dis, - niet dansen! - haar pLaats aan zijn zij! Hier is haar pLaats! Hij streeLt verLiefd stoeL, waarop zij strakjes zit. - Geen romantiek! Bedwing je hart! - De broodjes zijn hééL wit, zo wit aLs maar haar tanden zijn. - De broodjes geuren goed zij hebben juist de Lieve vorm van Liefjes kLeine voet. - Zij toeft! - Bedwing je hart (...haar hart!) - De broodjes voor haar mond geLijken op haar voet - hoe dwaas! - het Laken gelijkt op de grond. Het Leven geLijkt op een buiteLing! De wereLd wordt vroLijk en kLein aLs de pLaats aan de haard in je moeders huis en de dingen, die simpeL zijn. De wereLd is niets dan de vorm van de broodjes. De wereLd is eindeLoos goed uitsLuitend geschapen voor CharLie en haar en de dans van haar Lichte voet, die is aLs de dans van een toverprinses, een sterk en innig geweLd en ook aLs de dans van een brede rivier en ook aLs een korenveLd. Haar dans is de smaak van het brood in je mond en zacht aLs haar manteL van woL en teer aLs haar ogen en wit aLs haar kLeed en bedweLmend aLs aLcohoL. - Zij nadert - haar voetjes, haar handen, haar hoofd en aLLes is manegLans, de hemeL is Licht van haar Licht en de sterren dansen om haar hun dans. Haar poLsen zijn zingende vogeLs. Haar stem is het aards paradijs. Haar voeten zijn Liedjes. Haar gang is een hymne; de broodjes dansen de wijs. De broodjes dansen onhoorbaar bewogen op CharLies kLein tafeLkLeed de dans van iemand, die aLLe Leed en aLLe verrukking vergeet om déze verrukking, een soepeLe dans over aLLe geLeden pijn miLd aLs het water der miLde rivier, dat na Lang eenzaam zijn stroomt in een stadje, de torens gaan open en kLokken zijn kLaar in de Lucht aLs spiegeLende ogen boven het water en ook aLs een duivenvLucht. Hun dans is de stad en de mensen, de stiLLe gemeenzaamheid met aLLe goed, dat het Leven je geeft en met ieder, die eenzaam Lijdt in kLeine huizen, verborgen aan grachten of aan de verwijderdste rand van de stad, waar maar weinig verkeer is. Hun dans is de zon op een strand en de woorden, die worden gefluisterd wanneer het avond is en ook van een zomerse maannacht de bLinkende duisternis. Hoezee! voor de tover der maten! Hoezee! voor de dans van haar voet, die danst in de dans van de broodjes, zoaLs in haar poLsen haar bLoed het dansen verraadt van haar hartje, dat is aLs een toren aan zee en ook aLs een eenzame duif op een dak en ook aLs een wereLdzee. De dans van haar hart in haar poLsen is mooi aLs een avondrood. De wereLd is vroLijk en kLein aLs haar bLik en de wereLd is eindeLoos groot. Onhoorbaar bewogen dansen de broodjes opnieuw op het tafeLkLeed de dans van iemand, wier uiterste Liefde 't heeLaL en zichzeLve vergeet. RoerLoos van eerbied bewegen zijn handen, zijn ogen verschreien hun pijn om het Leed van het meisje en om ons aLLer gedurig verLaten zijn. De dans is de sprong van een stervende gems; de dans is een ver verdriet. De dans van de broodjes is aLLes, maar is de dans van haar voetjes niet. De nacht is verLaat en de kaars is verbrand en CharLie is erg moe, erg eenzaam en moe om haar grote verdriet. Zijn ogen zijn stiL en toe en zijn hoofd is een zweLLende vrucht van de boom van het onuitzegbaar verdriet, 37 De Waterschans 1 - 2020

Periodieken

De Waterschans | 2020 | | pagina 37