in Bergen op Zoom woonde, zou het misstaan hebben, als ik geregeld naar de cinema ging. Dit lieten jongens van mijn stand en leeftijd hooghartig over aan scharrelziek fabrieksper- soneel. Met The Gold Rush lag het iets anders. Hierover schreven de kranten als over een meesterwerk, aan een waarachtige kunstenaar ge/'nspireerd door de tiende muze. Het werd be sproken in de koffiehuizen. De meest ehrenfeste burgers genoten kostelijk van dit stuk dartel volksvermaak. 'Als Charley op het smalle pad langs de rots loopt en de beer tegenkomt! Als Charley droomt van de gebraden haan!' Nee, dit moesten we zien! Weer namen de gebroeders Van Mansveld het initiatief. Wij zouden naar de bioscoop gaan met ons veertienen. De meisjes Arnolds gingen mee. Ik noemde ze toen al een paar maanden alle drie bij hun voornaam. Iedere week kwam ik minstens een keer per week bij hen in huis. Er was nauwlettend verzamelen geblazen. Dorus en ik zouden met onze oudste twee zus jes Jan Arnolds met zijn drie zusjes afhalen om naar het huis van Fons en Constant van Mans veld te gaan. De jongens noemden dit: sleep dienst. Wij liepen met zijn achten door de val avond van september over de smalle trottoirs. Geen toeval bracht mij naast Nini terecht. Ter wijl ik mij een ogenblik met haar alleen voelde, steeg in mij de moed tot het hoogste punt, dat ze binnen onze verhouding mocht bereiken. Ik zei ineens en snel: 'Nini, mag ik vanavond in de bioscoop naast jou komen zitten?' Ze zei ja. Van die avond af heeft op mijn studeerkamer de foto gestaan van Charley en Georgia. Ik schreef een lang gedicht over de dans van de broodjes. Dit werd afgedrukt in Roeping. Er staat een regel in: 'Hoezee voor de tover der maten!' Knuvelder achtte het dichtwerk plaatsbaar, maar schreef er mij een brief over, waarin hij mij waarschuwde voor 'de tover der maten'. Hij be doelde, dat mijn dichttrant zich te ver terugboog naar de conventionele strofenbouw met stevig rijmschema. Kuyle las mijn gedicht enthousiast. Hij vroeg, het afzonderlijk te mogen opnemen in de pas- gestichte Domserie van De Gemeenschap, die tegen schappelijke prijs kleine luxe plaketjes in de handel bracht. Het zou met originele platen verschijnen in het voorjaar van 1928. Omdat de originele platen niet gereed kwamen, is het boekje nooit verschenen. Aan Leonie Arnolds vertelde ik, dat het op komst was. Ik vroeg, of ik het haar dan mocht opdragen. De schuchtere bewilliging hierop beleefden wij als onze stille verloving. Voortaan vroegen mijn broers en zusjes, als er ergens een partijtje werd belegd, 'komen Willem en Nini er ook?' Wij hoorden bij elkaar.' Brabantse herinneringen, p. 289-290 Overigens is het Charlie-gedicht niet enkel uit Van Duinkerkens verliefdheid ontstaan. Chaplin was in die jaren in de mode, en met name Charlie Chaplin verliefd, (Eene fantazie die het filmwerk La rueé vers l'or omspeelt) van Henri Bruning, in 1926 in Roeping verschenen, zal Van Duin kerken op het idee van zijn Charlie-gedicht ge bracht hebben. (Zie voor een overzicht van deze Chaplin-mode: Jaap Goedegebuure, Chaplinade in: Voor H. A. Gomperts, Bij zijn 65ste verjaardag Amsterdam 1980, p. 167-176, waarin Van Duin kerkens Charlie-gedicht niet genoemd wordt). Uit een brief van 6 juni 1928 van uitgeverij De Gemeenschap, bij monde van Louis Kuitenbrou wer en Lou Lichtveld, blijkt dat er inderdaad een plan heeft bestaan om van het Charlie-gedicht een afzonderlijke uitgave te maken met onge publiceerde foto's uit The Gold Rush, waarover zij 'in correspondentie met Chaplin zelf' waren. Charlie verliefd (een gedicht) staat zelfs officieel aangekondigd als 'ter perse' bij de uitgeverij De Gemeenschap in Van Duinkerkens Verdediging van carnaval, dat in mei 1928 was verschenen. Afb. 2. Charley en Georgia 39 De Waterschans 1 - 2020

Periodieken

De Waterschans | 2020 | | pagina 39