uitmaakte, begeleidde vaak samenkomsten van
Bourgondische edelen. Vader Obrecht reisde in
1459 zelfs mee naar het congres van Mantua,
in het gevolg van de delegatie van Philips de
Schone, die mede onder leiding stond van Jan II
van Glymes.
Jacob kwam aldus in dienst van het door heer
Jan II in 1470 ingestelde Onze-Lieve-Vrouwegilde,
dat gefinancierd werd met de opbrengsten van
de grote voor- en najaarsmarkten. Het gilde had
een eigen (nog steeds bestaande) kapel aan de
noordzijde van het koor in de kerk, waar elke
avond onder leiding van de sangmeester het lof
ter ere van Onze-Lieve-Vrouw met polyfonie
(meerstemmige zang) werd verzorgd.
Daarnaast zongen de koorknapen en de volwas
sen zangers jaarlijks tientallen missen.9
Obrecht bleef vier jaar in Bergen op Zoom, wat
een vrij lange tijd zou blijken in zijn verder rus
teloos verlopend leven. In 1484 verruilde hij
Bergen op Zoom voor korte tijd voor de belang
rijke muziekkapel van de kathedraal van Cam-
brai (Kamerijk), waar Hendrik van Glymes, een
zoon van Jan II, bisschop was. Nadat hij zich
daar aan plichtsverzuim schuldig had gemaakt,
maakte hij nog in hetzelfde jaar de overstap
naar de collegiale St.-Donaaskerk in Brugge.10
Zijn roem moest toen al aanzienlijk zijn ge
weest, want hij kreeg in 1487 een half jaar ver
lof om een uitnodiging te aanvaarden van Ercole
d'Este, hertog van Ferrara.
Afb. 4. De huidige, eenvoudig ingerichte Mariakapel aan de noordzijde van het koor van de St.-Gertrudiskerk. Hier bevond zich de
kapel van het Onze-Lieve-Vrouwegilde, die vermoedelijk rijkelijk gedecoreerd was en waarin dagelijks met polyfonie het lof werd
gezongen. Aan de wand recht tegenover het altaar, ter hoogte van de ramen, was ook een orgel aanwezig.
De Waterschans 2 - 2020
76