gehouden, zonder gerechtelijke uitspraak. Dit kon niet worden aangevochten bij een rechtbank en er was evenmin bescherming tegen mishandeling. Bob Beaudoux en Johan van Twisk werden als enigen van de groep niet bij Heinkel tewerkgesteld. Volgens de in Compiègne bijgehouden transport- documentatie kwamen zij in het hoofdkamp Sachsenhausen terecht. Wellicht waren ze vooraf al onge schikt bevonden als productieslaaf. Ze waren in elk geval de eersten van de groep die bezweken: Johan van Twisk overleed al op 1 juli 1943. 36 Bob Beaudoux verloor het leven op 3 december van dat jaar. Gevangenen tussen beide kampen hadden geen contact met elkaar en Herman kwam er pas later achter, waarschijnlijk via post van thuis, dat zijn metgezel uit Tholen was overleden: 'En Bob is gestorven. Droevig zo een jong leven. Dat het te zwaar voor hem was begrijp ik; dat houden de meesten niet vol.' 37 Hiermee refereerde hij uiteraard ook aan zijn eigen omstandigheden. Herman liet in zijn brieven regelmatig de familie Beaudoux in Tholen zijn groeten te brengen, maar in deze brief van februari 1944 vraagt hij zijn medeleven te betuigen aan de familie Beaudoux. 38 Hans Steinhage In het Heinkel-kamp maakt Herman kennis met Hans Steinhage, die al vanaf december 1940 in Oranienburg gevangen zit. Tot begin 1943 zit Hans in het hoofdkamp Sachsenhausen, maar daar wil hij weg: het wordt er steeds voller, de hygiënische omstan digheden verslechteren en steeds vaker breken ziektes uit. 39 Maar ook Heinkel loopt snel vol. 'De beschikbare leefruimte en slaapvertrekken in de barakken waren niet op grote aan tallen berekend. In sommige barakken werden de bedden naast elkaar geschoven en konden er op die manier meer mensen slapen. In andere barakken waren de bedden wegge haald en sliepen de gevangenen als haringen in een ton, op de grond', aldus Hans Steinhage. 39 Ook daar breken ziektes uit: 'tyfus, cholera, angina en zo. Velen zijn daaraan overleden.' 'Elke dag was er appel. Om zeven uur 's ochtends en 's avonds stonden de gevangenen op de appelplaats. Er werd geteld of iedereen er wel was. Ze lieten je gewoon staan, uren en soms nachten, als er iemand niet was. Elke dag vielen er doden, zeker bij de arbeidscommando's. De doden moesten dagelijks eerst worden geteld en zo lang dat gebeurde, moest je blijven staan, of het nu regende, of sneeuwde, of wat dan ook. Maar de poppen waren pas echt aan het dansen als gevangenen zich uit wanhoop hadden verstopt. Dan moesten ze eerst worden gevonden. Hun straf was gruwelijk, ze moesten dat met hun dood bekopen. Ze werden opgehangen, terwijl wij nog op de appelplaats aan het wachten waren. We hebben tijdens het avondappel wel eens tot 's ochtends zes uur gestaan, zonder eten en drinken. Dat kon de Duitsers niks schelen.' 40 Ondertussen in Bergen op Zoom De familie in Bergen op Zoom moet na enige tijd argwaan gekregen hebben dat de vlucht naar Engeland niet zo gelopen is als Herman in zijn brief had voorgespiegeld, maar het zou maanden duren eer daar duidelijkheid over kwam. Uit angst dat zijn zeven tienjarige zoon Fons opgepakt en in Duitsland te werk gesteld wordt, stuurt Damveld Sr. hem de stad uit, naar de familie Vreux in het Waalse Hyon. Dochter Francine Vreux doet hem, als hij daar weer weg moet (waarschijnlijk eind 1942), een Nederlands-Frans woordenboekje cadeau met opdracht Adieu, mais pas pour toujours, Francine. 41 Fons gaat naar een nieuw onderduikadres op een boerderij in Noordoost Nederland. 42 Misschien mist hij daardoor de brief die Francine hem in januari 1943 stuurt. Want op 21 april van dat jaar stuurt ze er weer een, waarin ze vraagt of hij haar brief van januari niet ontvangen heeft: 'Je stilzwijgen van de afgelopen drie maanden verbaast me een beetje.' Maar het belangrijkste is de openingszin: 'Door tussenkomst van de heer Ardies heb ik zojuist nieuws ontvangen over je familie.' 43 Wie deze Ardies is blijft onbekend en ze vertelt evenmin wat voor nieuws ze heeft ontvangen, maar het betreft ongetwijfeld de lotgevallen van Herman. Die zijn op dat moment in Bergen op Zoom ook al doorge drongen, want in maart 1943 valt het eerste levensteken van Herman na driekwart jaar in de brievenbus: een brief uit Konzentrationslager Oranienburg bei Berlin. Levensmiddelenpakketten De eerste brief van Herman uit Oranienburg die bewaard is gebleven dateert van 4 april 1943. Direct na de aanhef 'Lieve ouders, broers en zussen' meldt hij dat het zijn derde brief is. Hij had blijkbaar in een eerder schrijven zijn familie al geïnformeerd dat ze hem pakketten met levensmid delen konden sturen, want Herman laat in die brief weten dat hij op 1 april twee 'heerlijke pakketten' heeft ontvangen. 'Dat was een verrassing na bijna een jaar', want zo lang had hij op dat moment al geen contact meer gehad met thuis. 'Jullie kunnen Piet en de vader van Lien zo vaak voor mij bezoeken als je maar wilt.' Piet was bakker Holtzer van de Antwerpse straatweg, die verloofd was met een zus van Herman. Lien, de echtgenote van zijn oudste broer, was de dochter van slager Leenaars uit de Steenberg- sestraat. Zo kon hij zijn behoefte aan brood- en vleesproducten duidelijk maken zonder in verboden details te treden. Correspondentie met de buitenwereld was zeer gelimiteerd, maar gevangenen mochten onbeperkt pakketten met levensmiddelen ontvangen. Ten behoeve van de arbeidsproductiviteit had de SS er belang bij dat gevangenen voldoende voeding kregen en om die reden voerde SS-baas Himmler dit Selbst- versorgungsprinzip in. 44 Natuurlijk had niet elke gevangene de 16 WATERSCHANS Mo.4 DECEMBER 2020

Periodieken

De Waterschans | 2020 | | pagina 16